Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

KG:204:2023:4 Toekennen extra IKB-verlofuren

Aanleiding

In de cao Provinciale sector 2022-2023 is in paragraaf 4.5 een individueel keuzebudget (hierna: IKB) opgenomen. De werknemer kan het opgebouwde IKB inzetten voor (onder andere) het kopen van IKB-verlof. De werknemer kan maximaal 10% van de totale overeengekomen arbeidsduur in het kalenderjaar aan IKB-verlofuren kopen.

De berekening van de waarde van een IKB-verlofuur was tot 1 januari 2023 gebaseerd op de waarde van het uurloon van de werknemer op 1 januari van het kalenderjaar waarin hij het IKB-verlof kocht. De cao verstond tot die datum onder loon het salaris, salaristoelagen, IKB en de vergoeding voor overwerk, voor zover overwerk verplicht en structureel onderdeel van de functie is. 

De berekening van de waarde van een IKB-verlofuur is vanaf 1 januari 2023  gebaseerd op het salaris, salaristoelagen en IKB zoals dat geldt op 1 januari van het betreffende kalenderjaar waarin hij het IKB-verlof koopt. De vergoeding voor verplicht en structureel overwerk behoort niet meer tot de waarde van een IKB-verlofuur.

In de jaren 2020-2022 hebben werknemers meer betaald voor een IKB-verlofuur dan zij in 2023 verschuldigd zijn. De werkgevers zijn voornemens om de werknemers die het betreft eenmalig te compenseren door het toekennen van extra IKB-verlofuren in 2023. De werknemer koopt dit verlof niet zelf, de werkgever voegt het saldo toe aan het IKB-verlof. De werkgevers kiezen ervoor om de werknemer niet de mogelijkheid te bieden om een compensatie in geld te ontvangen.   

Vraag

Heeft deze eenmalige toekenning van IKB-verlofuren door de werkgever consequenties voor de pensioengrondslag, bijvoorbeeld als de betreffende werknemer zelf al 10% van zijn arbeidsduur heeft ingekocht?

Antwoord

Nee, deze eenmalige toekenning van IKB-verlofuren heeft geen consequenties voor de pensioengrondslag.

Beschouwing

In onderdeel 4 van het besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514 is een verduidelijking opgenomen van het begrip pensioengevend loon bij toepassing van cafetariaregelingen. Een IKB is een vorm van een cafetariaregeling.

In een IKB ruilt de werknemer beloningsbestanddelen. In het algemeen leidt dit niet tot een aanpassing van het pensioengevend loon. Vergoedingen en verstrekkingen behoren als eindheffingsbestanddelen tot het pensioengevend loon. Dit is slechts anders als de bestanddelen niet geïndividualiseerd zijn en in geval van een bijzondere vorm van ruil, namelijk die waarbij de werknemer loon ruilt tegen extra vrije dagen. In zo’n geval leidt de ruil in beginsel wel tot een verlaging van het pensioengevend loon. Omdat dit administratief bewerkelijk is voor werkgevers en pensioenuitvoerders, is in onderdeel 4.3 van het hiervoor genoemde besluit een goedkeuring opgenomen. Onder voorwaarden kan verlaging van het pensioengevend loon achterwege blijven. Daarvoor moet aan de volgende drie voorwaarden worden voldaan:

  1. Er is sprake van een schriftelijk vastgelegde regeling waaraan ten minste driekwart van de werknemers kan deelnemen die behoren tot een organisatorische of functionele eenheid van de werkgever.
  2. Het betreft een regeling waarbij de verlaging van het fiscale loon tijdelijk is, dus niet structureel. De werknemer moet ten minste één keer per jaar de keuze hebben om de samenstelling van zijn beloning te wijzigen.
  3. Het betreft de ruil van loon tegen uitsluitend verminderingen van de arbeidstijd tot een maximum van 10% van de overeengekomen arbeidsduur.

Voorwaarde drie ziet uitsluitend op de verlofuren die een werknemer zelf aankoopt. De verlofuren die de werkgever ter compensatie aan de werknemer toekent tellen niet mee voor die beoordeling, ook niet als de werknemer zelf in het kalenderjaar het maximale aantal uren IKB-verlof (10% van de overeengekomen arbeidsduur) aankoopt.

Conform artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 1o van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) is in de cao vastgelegd dat de opbouw van de het IKB-verlof is beperkt tot het wettelijk maximum. De totale aanspraken op verlof mogen niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van 100 weken.

Als de totale verlofaanspraken van de werknemer al (bijna) het maximum van artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 1o van de Wet LB hebben bereikt, dan kan de toekenning van de IKB-verlofuren door de werkgever er wel toe leiden dat het deel van de verlofuren dat uitkomt boven het maximum, aan het einde van het kalenderjaar tot uitbetaling moet komen.

Wettelijk is het fiscale loon het uitgangspunt voor het pensioengevend loon[voetnoot 1]. Als de totale verlofaanspraken van de werknemer binnen het in artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 1o van de Wet LB opgenomen maximum blijven, behoren de aanspraken niet tot het loon. Als gevolg daarvan verhogen de door de werkgever toegekende IKB-verlofuren de pensioengrondslag in het jaar van toekenning niet.

Voetnoten

[Voetnoot 1, terug naar tekst] Artikel 18g van de Wet LB juncto artikel 10b Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.

Deel deze pagina

Op deze pagina