V&A 23-010 Bestaande pensioenregeling gefaseerd aanpassen aan WTP
Publicatiedatum 01-07-2023
Dit V&A 23-010 behandelt de vraag of een pensioenregeling die bestond op het moment van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, gefaseerd kan worden aangepast aan het nieuwe fiscale pensioenkader van die wet.
Inleiding
Per 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (WTP) in werking getreden. Pensioenregelingen die op 30 juni 2023 al bestonden, hoeven niet meteen te voldoen aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP (nieuwe fiscale pensioenkader). Op grond van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) geldt een transitieperiode voor de aanpassing van een op 30 juni 2023 bestaande pensioenregeling aan het nieuwe fiscale pensioenkader.
Vraag
Is het mogelijk om een pensioenregeling, die op 30 juni 2023 al bestond, tijdens de transitieperiode gefaseerd aan te passen aan het nieuwe fiscale pensioenkader?
Antwoord
Het is onder voorwaarden mogelijk om een pensioenregeling, die op 30 juni 2023 al bestond, tijdens de transitieperiode gefaseerd aan te passen aan het nieuwe fiscale pensioenkader. Hierbij geldt dus wel een beperking. Zolang de pensioenregeling nog niet volledig voldoet aan de voorwaarden en begrenzingen van het nieuwe fiscale pensioenkader, zal de pensioenregeling nog steeds moeten voldoen aan de voorwaarden en begrenzingen van de artikelen 18 tot en met 18ga en 19f Wet LB en de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die luidden op 30 juni 2023 (het oude fiscale pensioenkader).
Dit volgt uit de tekst van de wet en de artikelsgewijze toelichting op artikel 38q Wet LB (zie Memorie van toelichting, Kamerstukken 36067, nr. 3, p. 440). De voorwaarden en begrenzingen van het oude fiscale pensioenkader blijven dus van toepassing zolang de pensioenregeling nog niet volledig voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader.
Voorbeeld
Op een pensioenregeling die op 30 juni 2023 al bestond, wordt het overgangsrecht van artikel 38q Wet LB toegepast. Tijdens de transitieperiode wordt de toezegging op het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum in de regeling aangepast. Er wordt een partnerpensioen toegezegd van een percentage (maximaal 50%) van het laatstgenoten pensioengevende loon, zonder rekening te houden met dienstjaren of een AOW-franchise. Hierbij wordt dus aangesloten bij het bepaalde in artikel 18b Wet LB zoals dat luidt na inwerkingtreding van de WTP.
Deze aanpassing is toegestaan. Echter, zolang de pensioenregeling nog niet volledig voldoet aan de voorwaarden en begrenzingen van het nieuwe fiscale pensioenkader, zal het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum nooit méér mogen bedragen dan mogelijk is op grond van artikel 18b Wet LB zoals dat luidde op 30 juni 2023. Per werknemer moet worden getoetst of de nieuwe toezegging blijft binnen de begrenzingen van het partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum in het oude fiscale pensioenkader, op basis van een opbouwpercentage per (bereikbaar) dienstjaar van de pensioengrondslag (pensioengevend loon minus AOW-franchise) op basis van het (bereikbare) pensioengevend loon.
Let op!
In de praktijk komt het voor dat een pensioenregeling door meerdere pensioenuitvoerders wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld het basisdeel van de pensioenregeling door een pensioenfonds en een aanvullend deel door een verzekeraar of een premiepensioeninstelling). In die specifieke situatie is het mogelijk dat de pensioenregeling voor een deel al wel wordt aangepast aan het nieuwe fiscale pensioenkader, terwijl de uitvoerder van het andere deel nog geen regeling kan uitvoeren die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader. Voor deze gevallen is in onderdeel 3.8 van het Verzamelbesluit pensioenen (besluit van 27 juni 2023, nr. 2023-13641) een aanwijzing als pensioenregeling opgenomen.