V&A 11-027 Prijsgeven pensioenaanspraken door niet actuarieel herrekenen bij uitstel
Publicatiedatum 14-02-2024
Dit V&A 11-027 behandelt de vraag of een dga zonder fiscale gevolgen een deel van zijn in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak kan prijsgeven door de pensioenaanspraak niet actuarieel te herrekenen bij uitstel van de eerder overeengekomen pensioendatum.
Let op!
De inhoud van dit V&A is van toepassing op pensioenaanspraken en pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38b, eerste lid, respectievelijk van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). De inhoud van dit V&A is niet van toepassing op aanspraken ingevolge een pensioenregeling die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP).
Per 1 juli 2023 is de WTP in werking getreden. Het fiscale pensioenkader, zoals dat gold tot 1 juli 2023 (oude fiscale pensioenkader), blijft van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot aan het moment dat een pensioenregeling wordt aangepast aan de WTP, mits deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet (PW) of artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Dit volgt uit artikel 38b, eerste en tweede lid, Wet LB.
Voor de aanpassing van een pensioenregeling aan het nieuwe fiscale en civiele pensioenkader geldt een transitieperiode. Dit is geregeld in artikel 38q Wet LB respectievelijk artikel 220i PW en artikel 214g Wvb. Tijdens de transitieperiode mag pensioenopbouw blijven plaatsvinden met toepassing van het oude fiscale pensioenkader.
Vraag
Een directeur-grootaandeelhouder (dga) heeft een pensioenregeling met een overeengekomen pensioeningangsdatum van 67 jaar. Zijn BV houdt het pensioen in eigen beheer. De dga besluit de ingangsdatum van het pensioen uit te stellen tot het bereiken van de 68-jarige leeftijd. Zijn pensioenrechten worden gehandhaafd op het bedrag van de uitkering per jaar dat hij heeft opgebouwd op 67 jaar. Hij doet dus afstand van de rechten die betrekking hebben op de periode van 67 tot 68 jaar. De pensioenaanspraken zijn normaal voor verwezenlijking vatbaar.
Kan dit zonder fiscale gevolgen?
Antwoord
Nee. De dga geeft een deel van zijn pensioenrechten prijs, te weten het deel van de aanspraak dat betrekking heeft op de pensioenuitkeringen tussen 67 en 68 jaar. Artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 2016) is van toepassing. De gehele pensioenaanspraak is belastbaar naar de waarde in het economische verkeer op het moment van prijsgeven.
Toelichting:
Deze wetsuitleg is in overeenstemming met de artikelsgewijze toelichting op artikel 18a, vierde lid, onder 3º, Wet LB bij de invoering van de Wet fiscale behandeling van pensioenen (MvT, Kamerstukken II 1998/99, 26 020, nr. 3, blz. 24). Uit deze toelichting volgt dat het bevriezen van een pensioen op hetzelfde bedrag bij uitstel van de pensioendatum betekent dat pensioenrechten worden prijsgegeven. Hiermee is de staatssecretaris van Financiën teruggekomen op het standpunt dat hij innam bij de behandeling van de wetgeving inzake Brede Herwaardering II (MvA, Kamerstukken I 1994/95, 23 046, nr. 79b, blz. 1-2).
Door de werking van artikel 39f Wet LB en artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2013) is bovenstaande uitleg eveneens van toepassing bij uitstel van de overeengekomen ingangsdatum van een loonstamrecht zonder actuariële herrekening tot (uiterlijk) het jaar waarin de (gewezen) werknemer de AOW-leeftijd bereikt.