Vervallen Besluit Nadere uitwerking van de te hanteren grondslagen voor het opstellen van individueel en collectief toepasbare beschikbare-premiestaffels (besluit van 4 november 2000, nr. RTB2000/969M)
Publicatiedatum 04-11-2000
Vervallen
Dit besluit is vervangen door het besluit van 28 april 2003, nr. CPP2003/308M)
Nadere uitwerking van de te hanteren grondslagen voor het opstellen van individueel en collectief toepasbare beschikbare-premiestaffels
Directie Rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst
Besluit van 4 november 2000, nr. RTB2000/969M
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
1. Inleiding
Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet fiscale behandeling van pensioenen is mij meermalen verzocht om een uniform toepasbare staffel voor pensioenregelingen volgens het beschikbare premiestelsel te publiceren. Ik heb op deze verzoeken steeds geantwoord dat met een uniforme beschikbare-premiestaffel onvoldoende rekening zou kunnen worden gehouden met de diverse individuele omstandigheden (zoals bijvoorbeeld carrièreverloop en verschil in sterftekansen).
Toch bereiken mij nog altijd regelmatig vragen om de in de Wet LB 1964 opgenomen grondslagen nader in te vullen en om voor de collectieve toepasbaarheid van het beschikbare-premiestelsel één of enkele staffels te publiceren, waarmee een fiscaal aanvaardbaar pensioen kan worden opgebouwd. Gelet op deze behoefte aan een nadere – collectief toepasbare – invulling van de wettelijke grondslagen heb ik alsnog besloten de praktijk op dit punt tegemoet te komen.
Hierna zal ik de wettelijke uitgangspunten nader toelichten. Vervolgens is een methode uitgewerkt om uniform toepasbare staffels te ontwikkelen waarmee de pensioenruimte in collectieve regelingen optimaal kan worden benut. De in de bijlage opgenomen staffels zijn de uitkomst van deze methode en geven premiepercentages weer die voor alle deelnemers aan een collectieve pensioenregeling binnen de grenzen van Hoofdstuk IIA en VIII van de Wet blijven. Dit laat overigens onverlet dat voor individuele deelnemers, uitgaande van hun eigen situatie, aannemelijk kan worden gemaakt dat voor hen een afwijkende staffel geldt die binnen de grenzen valt.
In bijlage 1 zijn een aantal staffels opgenomen voor ouderdomspensioen, in- en exclusief nabestaandenpensioen, waarbij is uitgegaan van pensioeningangsleeftijden van 60 tot en met 65 jaar.
In bijlage 2 zijn staffels opgenomen voor prepensioen, waarbij de opbouwperioden zijn gekozen vanaf 20 tot 50 jaar.
Omdat de staffels voor de collectiviteit zijn ontwikkeld, zijn zij niet in alle gevallen toepasbaar in situaties waarbij geheel of gedeeltelijk een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB 1964 als verzekeraar optreedt. In de eigen-beheersituatie dient immers te worden voldaan aan de in artikel 10c van het Uitvoeringsbesluit LB 1965 gestelde voorwaarden. Zo kan bijvoorbeeld in een pensioenregeling die in eigen beheer wordt gehouden alleen een nabestaandenpensioen worden opgebouwd indien de werknemer daadwerkelijk een nabestaande heeft.
2. Grondslagen algemeen
Zoals in artikel 18a, derde lid, van de Wet LB 1964 is opgenomen moet een op een beschikbare-premiestelsel gebaseerd ouderdomspensioen tijdsevenredig worden opgebouwd en zijn gericht op een pensioen dat na 35 jaren opbouw niet meer bedraagt dan 70 percent van het loon op dat tijdstip. In de toelichting is hierover opgemerkt dat tijdsevenredige opbouw van een ouderdomspensioen van ten hoogste 70% in 35 jaren inhoudt dat de opbouw per dienstjaar, behoudens beleggingsresultaten, gelijk moet lopen met de opbouw per dienstjaar in een eindloonregeling. Dit betekent dat in een beschikbare-premiestelsel de opbouw ook gericht moet zijn op ten hoogste 2% per dienstjaar.
Ten aanzien van een nabestaandenpensioen op basis van een beschikbare-premiestelsel is bepaald dat de uitgangspunten van artikel 18a, derde lid, van de Wet LB 1964 op overeenkomstige wijze moeten worden toegepast.
De intredeleeftijd van de werknemer, het pensioengevend salaris, de franchise, de toegezegde pensioensoorten en de pensioeningangsdatum van de regeling zijn bepalende factoren voor een staffel. Zoals ook tijdens de parlementaire behandeling van de Wet fiscale behandeling van pensioenen is aangegeven zouden, indien bij het samenstellen van een staffel met deze individuele factoren rekening wordt gehouden, tientallen beschikbare-premiestaffels ontstaan.
3. Nadere uitwerking van de grondslagen
3.1. Beschikbare premie voor ouderdomspensioen
Bij het berekenen van een beschikbare-premie kan de premie in beginsel zowel worden uitgedrukt in een percentage van het salaris als in een percentage van de pensioengrondslag. Deze pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend salaris te verminderen met een zodanige franchise dat rekening wordt gehouden met voldoende AOW-inbouw. Nadeel van een beschikbare-premiestaffel uitgedrukt in een percentage van het salaris is dat voor elke werknemer met een afwijkend aanvangssalaris een nieuwe individuele staffel moet worden gemaakt, omdat de constante AOW-franchise bij onderling afwijkende aanvangssalarissen tot verschillende premieprecentages leidt.
Om een premiestaffel in meerdere situaties, met verschillende aanvangssalarissen, toe te kunnen passen zal de premiestaffel uitgedrukt moeten zijn in een percentage van de pensioengrondslag. In een staffel waarbij met een 3-2-1-0-carrièreontwikkeling wordt gerekend en de premie wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag worden de afwijkingen in de premieschalen bij verschillende aanvangssalarissen van de onderscheidenlijke werknemers aanvaardbaar klein indien aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:
- Voor de berekening van de staffel moet worden uitgegaan van een uniforme intredeleeftijd. Dit zal veelal de jongste leeftijd zijn vanaf welke leeftijd aan de pensioenregeling kan worden deelgenomen.
- Bij deze uniforme intredeleeftijd moet een op die leeftijd in de onderneming gebruikelijk aanvangssalaris worden gekozen.
- Het aanvangssalaris in de laagste klasse moet na vermindering met de franchise resulteren in een pensioengrondslag van tenminste f 15.000.
Indien echter voor collectieve regelingen waaraan werknemers deelnemen met verschillende intredeleeftijden een uniforme staffel zou worden gebruikt met een uniforme intredeleeftijd van bijvoorbeeld 25 jaar dan kan dit leiden tot toepassing van het levensjarenbeginsel. In het vervolg van dit Besluit worden onder punt 4 de – ongewenste – gevolgen daarvan geschetst. Ik heb in mijn brief van 12 juni 1996, met kenmerk WDB96/184M, aan de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën aangegeven het levensjarenbeginsel alleen nog toe te willen staan voor op dat moment bestaande situaties. Dit betekent dat met betrekking tot een op een collectiviteit toepasbare uniforme staffel moet worden gezocht naar een alternatief waarbij – omwille van het beperken van het aantal staffels – geen rekening wordt gehouden met de intredeleeftijd, maar waarbij tevens een oplossing wordt geboden voor de problematiek van het levensjarenbeginsel
3.2. Beschikbare premie voor tijdelijk overbruggingspensioen
Een tijdelijk overbruggingspensioen dient ter compensatie van het gemis aan uitkeringen ingevolge de Algemene ouderdomswet, eventueel aangevuld met premiecompensatie, en is niet afhankelijk van de hoogte van het salaris. De beschikbare premie voor een tijdelijk overbruggingspensioen kan daarom slechts worden uitgedrukt in nominale premiebedragen of, ingeval het tijdelijk overbruggingspensioen wordt afgeleid uit de in de pensioenregeling gebruikte AOW-franchise, in een percentage van deze franchise.
3.3. Beschikbare premie voor prepensioen
Ingeval voorafgaand aan de ingang van het ouderdomspensioen een prepensioen wordt toegezegd op basis van een beschikbare-premiestelsel dan zal ook voor deze pensioensoort een afzonderlijke staffel moeten worden vastgesteld. Omdat de uitkering van het prepensioen afhankelijk is van de hoogte van het salaris en dus geen directe relatie kent met de pensioengrondslag, zal de premiestaffel voor het prepensioen uitgedrukt moeten zijn in een premiepercentage van het salaris.
3.4. Beschikbare premie voor het nabestaanden- of wezenpensioen
De beschikbare-premiestaffel mag alleen gebaseerd zijn op de tijdsevenredig op te bouwen pensioenaanspraken. De premie die betrekking heeft op het risico dat bij vooroverlijden het nabestaandenpensioen aangroeit tot het bereikbare nabestaandenpensioen kan slechts in de beschikbare premiestaffel worden opgenomen indien deze premie ook daadwerkelijk voor een dergelijke risicoverzekering wordt aangewend en aan de reserve wordt onttrokken. Op deze wijze komt, indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid het nabestaandenpensioen te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen, alleen het opgebouwde nabestaandenpensioen in aanmerking voor deze omzetting. Zoals hiervoor is aangegeven geldt voor een pensioen dat geheel of gedeeltelijk in eigen beheer wordt gehouden en waarvan als verzekeraar optreedt een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, Wet LB 1964 optreedt, dat slechts een nabestaanden- of wezenpensioen kan worden toegekend indien aan de voorwaarden van artikel 10c, onderdeel d van het Uitvoeringsbesluit LB 1965 is voldaan. Deze bepaling houdt in dat er sprake moet zijn van een aanwijsbare nabestaande of wees.
3.5. Premies voor arbeidsongeschiktheidspensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen
De premie voor de risico’s van arbeidsongeschiktheid en het gemis aan uitkeringen ingevolge de Algemene nabestaandenwet kan alleen in de beschikbare premie worden vergoed als de pensioengerechtigde deze risico’s daadwerkelijk verzekert. Alleen dan kunnen deze risicopremies in een premiestaffel worden opgenomen. De premies voor deze risicoverzekeringen kunnen niet worden geruild voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen of voor een hoger nabestaandenpensioen.
3.6. Afzonderlijke staffel voor incidentele beloningen
Voor zover in een staffel rekening is gehouden met een vorm van carrière, kan deze staffel niet worden toegepast op incidentele beloningen, waarvoor de carrièreveronderstelling immers niet van toepassing is. Indien in de structurele beloningen reeds volledig rekening is gehouden met de minimaal voorgeschreven AOW-inbouw, kan voor de bepaling van de staffel voor incidentele bonussen deze AOW-inbouw achterwege blijven. De beschikbare premie kan in dat geval worden uitgedrukt in een percentage van de incidentele beloning zelf.
3.7. Staffel gebaseerd op een gelijkblijvend(e) premie(percentage)
Als een beschikbare premieregeling gebaseerd is op een gelijkblijvende premie of een premie die wordt uitgedrukt in een vast percentage van de pensioengrondslag en de premie is maximaal gelijk aan de laagste premie of het laagste premiepercentage dat in een fiscaal zuivere staffel is toegestaan dan leidt de vaste premie of het vaste premiepercentage op zich niet tot een onzuivere pensioenregeling.
3.8. Inhaal niet gebruikte premieruimte bij beschikbare-premieregelingen
Als een pensioenregeling de mogelijkheid biedt de in een jaar niet gebruikte beschikbare- premieruimte in een later jaar in te halen, moet over het jaar waarin de premieruimte niet volledig is gebruikt deze niet gebruikte premie in guldens (of euro’s) worden vastgesteld. Deze premie mag in enig later jaar alsnog worden gestort. Omdat over deze inhaalpremie(s) in de voorliggende jaren geen rendement kon worden behaald mag de in eerste aanleg berekende inhaalpremie worden vermenigvuldigd met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt. De toepassing van deze inhaal vereist dat de relevante gegevens voor de in te halen jaren beschikbaar moeten blijven. Zoals in onderdeel 3.5 is aangegeven behoren premies voor risicoverzekeringen overeenkomstig dat doel (een te verzekeren risico) te worden aangewend. Daarom moet de risicopremie uit de inhaalpremie worden geëlimineerd.
4. Uniform toepasbare staffels
Zoals in voorgaande onderdelen aangegeven kan, indien wordt uitgegaan van een staffel waarbij de premies worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en deze grondslag bij de aanvangleeftijd van de staffel hoger is dan f 15.000, met een beperkt aantal staffels worden volstaan. Om deze staffels uniform toepasbaar te maken zal een oplossing gevonden moeten worden voor de verschillende intredeleeftijden van de onderscheidenlijke werknemers, waarbij tevens een oplossing wordt geboden voor de problematiek van het levensjarenbeginsel. Toepassing van het levensjarenbeginsel leidt ertoe dat bij een uniforme ingangsleeftijd van bijvoorbeeld 25 jaar voor werknemers die op latere leeftijd intreden dan 25 jaar een te hoge premie kan worden gestort omdat een backservice wordt meegegeven alsof de werknemer vanaf de 25-jarige leeftijd deelnemer was in de regeling.
Het hierna opgenomen overzicht laat het verschil zien tussen een uniforme staffel bij een intredeleeftijd van 25 jaar en een naar intredeleeftijd gedifferentieerde staffel:
Uniforme staffel | Individuele staffels | |||
---|---|---|---|---|
Wnmr. A | Wnmr. B | Wnmr. C | Wnmr. D | |
In dienst vanaf | 25 jaar | 30 jaar | 40 jaar | 50 jaar |
Salaris bij indiensttreding | 40.000 | 46.371 | 58.776 | 67.535 |
AOW-inbouw | 14.700 | 14.700 | 14.700 | 14.700 |
Premie-% per klasse van 5 jaar | Percentage van de pensioen- grondslag: | Percentage van de pensioen- grondslag: | Percentage van de pensioen- grondslag: | Percentage van de pensioen- grondslag: |
25-29 | 9,7 | – | – | – |
30-34 | 14,2 | 11,5 | – | – |
35-39 | 17,4 | 15,4 | – | – |
40-44 | 22,9 | 20,6 | 16,1 | – |
45-49 | 24,2 | 22,9 | 20,2 | – |
50-54 | 30,7 | 29,1 | 26,0 | 22,8 |
55 – | Geen premie-verschil | Geen premie-verschil | Geen premie-verschil | Geen premie-verschil |
Uitgangspunten:
- NP = 70% OP;
- excl. Risicodeel NP;
- opslagen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en kosten resp. 8% en 10%;
- GBM/V 1990-1995, leeftijdscorrecties -5 en -6;
- salarissen bij indiensttreding zodanig gekozen dat bereikbare eindsalarissen (volgens de 3-2-1-0-carrière) gelijk zijn (f 70.277).
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat werknemers B, C en D, indien zij deel zouden nemen in de uniforme staffel van A te hoge beschikbare premies krijgen, waardoor hun pensioentoezegging onzuiver wordt.
5. Goedkeuring
Indien zou worden rekening gehouden met de verschillende intredeleeftijden zou dit betekenen dat tientallen beschikbare premiestaffels zouden moeten worden gehanteerd, hetgeen ik niet wenselijk acht. Een andere benadering zou kunnen zijn in de beschikbare-premiestaffels te abstraheren van de inbouw van een carrière volgens het 3-2-1-0 model. Het achterwege laten van de inbouw van een carrière in de beschikbare-premiestaffels zou echter tot een te beperkte premieruimte leiden.
Daarom heb ik besloten om in afwijking van de tekst van artikel 18a, derde lid van de Wet toe te staan dat een beschikbare-premiestaffel, met inachtneming van hetgeen overigens in dit besluit is bepaald, mag worden gebaseerd op de pensioenopbouw volgens het middelloonstelsel. Dat wil zeggen dat de jaarlijkse pensioenopbouw voor het ouderdomspensioen in een beschikbare premieregeling gericht mag zijn op ten hoogste 2,25% per dienstjaar. Als in een regeling een lager percentage aan pensioen wordt opgebouwd moet de staffel naar evenredigheid worden toegepast.
Uitgaande van deze goedkeuring is een beschikbare-premieregeling in ieder geval aan te merken als een zuivere pensioenregeling indien de omvang van de premiepercentages de in de bijlage opgenomen staffels niet overschrijdt. Op deze wijze wordt de praktijk een handreiking geboden om ter zake van collectieve regelingen een uniform toepasbare beschikbare-premiestaffel te hanteren waarbij een ruimte wordt geboden die voor alle werknemers binnen de begrenzingen van de Wet LB 1964 blijft. De staffels moeten worden beschouwd als een collectief toepasbare richtlijn, waarvan in individuele omstandigheden kan worden afgeweken indien aannemelijk kan worden gemaakt dat in het individuele geval een andere staffel dient te worden toegepast.
Als de opbouw van het beoogde pensioen afwijkt van het aan de staffels ten grondslag liggende maximum voor middelloonregelingen zullen de genoemde premiepercentages naar evenredigheid toegepast moeten worden. Tevens dient daarbij aangesloten te worden bij de genoemde leeftijdsklassen en pensioeningangsdata. Intreden op latere leeftijd heeft geen gevolgen voor de toe te passen beschikbare-premiestaffel. De in de bijlage opgenomen beschikbare-premiestaffels kunnen ook worden toegepast op pensioengrondslagen die lager zijn dan f 15.000.
Ik heb afgezien van het publiceren van premiestaffels voor het tijdelijk ouderdomspensioen omdat de opbouw van deze rechten niet behoeft te geschieden vanaf de leeftijd van indiensttreding en omdat zowel de aanvangsleeftijd als de eindleeftijd van de uitkering, de uitkering zelf en de premiegrondslag kunnen variëren. Hoewel dit gedeeltelijk ook geldt voor het prepensioen, heb ik toch gemeend een aantal staffels voor het prepensioen te moeten publiceren. Het verschil tussen de zeven staffeloverzichten wordt veroorzaakt door het verschil in de aanvangsleeftijd vanaf welke leeftijd in de regeling een prepensioen wordt opgebouwd. In de staffels is steeds verondersteld dat een prepensioen wordt opgebouwd van 91,5% op basis van een middelloonstelsel; dit pensioen wordt opgebouwd in de periode vanaf de in de regeling gekozen aanvangsleeftijd tot aan de prepensioeningangsleeftijd. Als in een regeling een lager percentage aan prepensioen wordt opgebouwd moet de staffel naar evenredigheid worden toegepast.
Voor de in de bijlage opgenomen staffels is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- Pensioenopbouw op basis van middelloonsysteem.
- De percentages zijn uitgedrukt in percentages van de pensioengrondslag.
- Voor incidentele beloningen kunnen de in de staffels opgenomen percentages worden toegepast op de incidentele beloning zelf, mits de voorgeschreven AOW-inbouw al volledig in de structurele pensioengrondslag is verwerkt.
- De pensioengrondslag is bepaald door het pensioengevend middelloon te verminderen met de minimale franchise van 10/7 x de AOW-uitkering voor een gehuwde (2000: f 15.196).
- Carrière: omdat is uitgegaan van het middelloonsysteem is de carrière impliciet in het opbouwpercentage verwerkt.
- Pensioenpercentages:
- ouderdomspensioen: 2,25% per jaar;
- Nabestaandenpensioen : 70% van het ouderdomspensioen;
- Prepensioen: 91,5% van het middelloon met als maximum 9,15% per jaar en 85% van het eindloon.
- Mannelijke werknemer en vrouwelijke partner.
- overlevingstafel: GBM/GBV 1990/1995; leeftijdscorrecties werknemer -5 en partner -6.
- Leeftijdsverschil werknemer en partner: 3 jaar.
- Rekenrente 4%.
- Kostenopslag 10%.
- Opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: 8% (indien van toepassing).
Bijlage 1. Beschikbare-premiestaffels ouderdoms- en nabestaandenpensioen
In de hierna opgenomen staffels is aangegeven van welke percentages ten hoogste mag worden uitgegaan, indien een beschikbare-premiestaffel wordt gebaseerd op de opbouw van:
- een ouderdomspensioen inclusief een nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van dat ouderdomspensioen;
- een ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen.
Voor de loonbestanddelen waarover op basis van artikel 10b, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 pensioen kan worden opgebouwd op basis van een eindloonstelsel geldt als premiegrondslag: het regelmatig genoten loon verminderd met een franchise ter zake van de op grond van artikel 18a, achtste lid Wet op de loonbelasting 1964, minimaal voorgeschreven AOW-inbouw. Voor het jaar 2000 bedraagt deze franchise ten minste 10/7 maal f 15 196 voor geheel extern verzekerde pensioenen.
Voor de niet tot het regelmatig genoten loon behorende loonbestanddelen, waarover op basis van artikel 10b, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 geen opbouw op basis van een eindloonstelsel kan geschieden, kan als premiegrondslag, aangenomen dat de minimaal vereiste AOW-inbouw reeds geheel in de basisregeling heeft plaatsgevonden, worden uitgegaan van de bedoelde loonbestanddelen (het incidentele loon) zelf.
Leeftijdsklassen van 20 tot 65 jaar | Percentage van de premiegrondslag | |
---|---|---|
Ouderdomspensioen inclusief 70% nabestaandenpensioen | Ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen | |
20 tot en met 24 | 8.1 | 5.5 |
25 tot en met 29 | 9.8 | 6.7 |
30 tot en met 34 | 11.7 | 8.2 |
35 tot en met 39 | 14.2 | 10.0 |
40 tot en met 44 | 17.1 | 12.2 |
45 tot en met 49 | 20.6 | 15.0 |
50 tot en met 54 | 24.9 | 18.5 |
55 tot en met 59 | 30.2 | 22.9 |
60 tot en met 64 | 36.9 | 28.8 |
Leeftijdsklassen van 20 tot 64 jaar | Percentage van de premiegrondslag | |
---|---|---|
Ouderdomspensioen inclusief 70% nabestaandenpensioen | Ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen | |
20 tot en met 24 | 8.6 | 6.0 |
25 tot en met 29 | 10.3 | 7.3 |
30 tot en met 34 | 12.4 | 8.9 |
35 tot en met 39 | 15.0 | 10.8 |
40 tot en met 44 | 18.1 | 13.2 |
45 tot en met 49 | 21.9 | 16.2 |
50 tot en met 54 | 26.4 | 20.0 |
55 tot en met 59 | 32.1 | 24.8 |
60 tot en met 63 | 38.5 | 30.4 |
Leeftijdsklassen van 20 tot 63 jaar | Percentage van de premiegrondslag | |
---|---|---|
Ouderdomspensioen inclusief 70% nabestaandenpensioen | Ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen | |
20 tot en met 24 | 9.1 | 6.5 |
25 tot en met 29 | 10.9 | 7.9 |
30 tot en met 34 | 13.1 | 9.6 |
35 tot en met 39 | 15.9 | 11.7 |
40 tot en met 44 | 19.2 | 14.3 |
45 tot en met 49 | 23.2 | 17.5 |
50 tot en met 54 | 28.0 | 21.6 |
55 tot en met 59 | 34.1 | 26.8 |
60 tot en met 62 | 40.0 | 32.1 |
Leeftijdsklassen van 20 tot 62 jaar | Percentage van de premiegrondslag | |
---|---|---|
Ouderdomspensioen inclusief 70% nabestaandenpensioen | Ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen | |
20 tot en met 24 | 9.6 | 7.0 |
25 tot en met 29 | 11.5 | 8.5 |
30 tot en met 34 | 13.9 | 10.3 |
35 tot en met 39 | 16.8 | 12.6 |
40 tot en met 44 | 20.3 | 15.4 |
45 tot en met 49 | 24.5 | 18.9 |
50 tot en met 54 | 29.7 | 23.3 |
55 tot en met 59 | 36.2 | 28.9 |
60 tot en met 61 | 41.6 | 33.7 |
Leeftijdsklassen van 20 tot 61 jaar | Percentage van de premiegrondslag | |
---|---|---|
Ouderdomspensioen inclusief 70% nabestaandenpensioen | Ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen | |
20 tot en met 24 | 10.1 | 7.5 |
25 tot en met 29 | 12.2 | 9.1 |
30 tot en met 34 | 14.7 | 11.1 |
35 tot en met 39 | 17.7 | 13.6 |
40 tot en met 44 | 21.4 | 16.6 |
45 tot en met 49 | 26.0 | 20.3 |
50 tot en met 54 | 31.5 | 25.0 |
55 tot en met 59 | 38.4 | 31.1 |
60 tot en met 60 | 43.3 | 35.5 |
Leeftijdsklassen van 20 tot 60 jaar | Leeftijdsklassen van 20 tot 60 jaar | |
---|---|---|
Ouderdomspensioen inclusief 70% nabestaandenpensioen | Ouderdomspensioen zonder nabestaandenpensioen | |
20 tot en met 24 | 10.6 | 8.0 |
25 tot en met 29 | 12.8 | 9.8 |
30 tot en met 34 | 15.5 | 11.9 |
35 tot en met 39 | 18.7 | 14.6 |
40 tot en met 44 | 22.7 | 17.8 |
45 tot en met 49 | 27.5 | 21.8 |
50 tot en met 54 | 33.4 | 26.9 |
55 tot en met 59 | 40.7 | 33.4 |
Bijlage 2. Beschikbare-premiestaffels prepensioen
In de hierna opgenomen staffels is aangegeven van welke percentages ten hoogste mag worden uitgegaan, indien een beschikbare-premiestaffel wordt gebaseerd op:
- de opbouw van een prepensioen van 91,5% op basis van het middelloonstelsel.
Gezien de aard van het prepensioen, een tijdelijke uitkering tot 65 jaar en het bestaan van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die veelal een uitkering geven tot 65 jaar, is in onderstaande tabellen geen opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid verwerkt.
De aangegeven percentages zijn uitgedrukt in het pensioengevende salaris. De percentages kunnen voor de opbouw van prepensioen zowel op het regelmatig genoten loon als over de incidentele beloningen worden toegepast.
Als het prepensioen in de regeling op andere leeftijden aanvangt dan hieronder als uitgangspunten voor de staffels is vermeld dan kunnen de percentages voor tussenliggende aanvangsleeftijden via lineaire interpolatie worden afgeleid uit de staffels voor de dichtstbij gelegen aanvangsleeftijden.
Opbouw vanaf 20 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 20) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
20 tot en met 24 | 2.4 | 1.8 | 1,3 | 0.9 | 0.4 |
25 tot en met 29 | 2.9 | 2.2 | 1.6 | 1.0 | 0.5 |
30 tot en met 34 | 3.6 | 2.7 | 2.0 | 1.3 | 0.6 |
35 tot en met 39 | 4.3 | 3.3 | 2.4 | 1.5 | 0.8 |
40 tot en met 44 | 5.3 | 4.0 | 2.9 | 1.9 | 0.9 |
45 tot en met 49 | 6.5 | 4.9 | 3.5 | 2.3 | 1.1 |
50 tot en met 54 | 8.0 | 6.1 | 4.3 | 2.8 | 1.3 |
55 tot en met 59 | 9.9 | 7.5 | 5.4 | 3.4 | 1.7 |
60 tot en met 64 | p.m. | 8.6 | 6.3 | 4.1 | 2.0 |
Opbouw vanaf 25 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 25) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
25 tot en met 29 | 3.3 | 2.5 | 1.8 | 1.2 | 0.6 |
30 tot en met 34 | 4.1 | 3.1 | 2.2 | 1.4 | 0.7 |
35 tot en met 39 | 4.9 | 3.8 | 2.7 | 1.7 | 0.8 |
40 tot en met 44 | 6,.0 | 4.6 | 3.3 | 2,.1 | 1.0 |
45 tot en met 49 | 7.4 | 5.6 | 4.0 | 2.6 | 1.2 |
50 tot en met 54 | 9.1 | 6.9 | 4.9 | 3.1 | 1.5 |
55 tot en met 59 | 11.3 | 8.6 | 6.1 | 3.9 | 1.9 |
60 tot en met 64 | p.m. | 9.8 | 7.1 | 4.6 | 2.3 |
Opbouw vanaf 30 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 30) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
30 tot en met 34 | 4.7 | 3.6 | 2.5 | 1.6 | 0.8 |
35 tot en met 39 | 5.8 | 4.4 | 3.1 | 2.0 | 1.0 |
40 tot en met 44 | 7.0 | 5.3 | 3.8 | 2.4 | 1.2 |
45 tot en met 49 | 8.6 | 6.5 | 4.6 | 2.9 | 1.4 |
50 tot en met 54 | 10.6 | 8.0 | 5.7 | 3.6 | 1.7 |
55 tot en met 59 | 13.1 | 9.9 | 7.1 | 4.5 | 2.1 |
60 tot en met 64 | p.m. | 11.3 | 8.2 | 5.3 | 2.6 |
Opbouw vanaf 35 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 35) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
35 tot en met 39 | 6.9 | 5.2 | 3.7 | 2.3 | 1.1 |
40 tot en met 44 | 8.4 | 6.3 | 4.5 | 2.8 | 1.4 |
45 tot en met 49 | 10.3 | 7.8 | 5.5 | 3.5 | 1.7 |
50 tot en met 54 | 12.7 | 9.5 | 6.7 | 4.2 | 2.0 |
55 tot en met 59 | 15.7 | 11.8 | 8.3 | 5.3 | 2.5 |
60 tot en met 64 | p.m. | 13.5 | 9.7 | 6.3 | 3.1 |
Opbouw vanaf 40 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 40) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
40 tot en met 44 | 10.5 | 7.8 | 5.5 | 3.4 | 1.6 |
45 tot en met 49 | 12.9 | 9.6 | 6.7 | 4.2 | 2.0 |
50 tot en met 54 | 15.9 | 11.8 | 8.3 | 5.1 | 2.4 |
55 tot en met 59 | 19.7 | 14.6 | 10.2 | 6.4 | 3.0 |
60 tot en met 64 | p.m. | 16.7 | 12.0 | 7.6 | 3.7 |
Opbouw vanaf 45 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 45) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
45 tot en met 49 | 17.2 | 12.6 | 8.7 | 5.3 | 2.5 |
50 tot en met 54 | 21.1 | 15.5 | 10.7 | 6.6 | 3.1 |
55 tot en met 59 | 26.2 | 19.2 | 13.2 | 8.1 | 3.8 |
60 tot en met 64 | p.m. | 21.9 | 15.5 | 9.7 | 4.6 |
Opbouw vanaf 50 jaar | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 50) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijds-klassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
50 tot en met 54 | 31.7 | 22.5 | 15.1 | 9.1 | 4.1 |
55 tot en met 59 | 39.3 | 27.9 | 18.7 | 11.3 | 5.1 |
60 tot en met 64 | p.m. | 31.8 | 21.9 | 13.5 | 6.3 |
Voor regelingen waarbij de opbouw geschiedt in de laatste tien jaren voorafgaande aan de in de regeling opgenomen ingangsdatum voor het prepensioen kan de volgende tabel worden gebruikt.
Opbouw vanaf 10 jaar voor de ingangsleeftijd van het prepensioen | Percentage van het salaris Opbouw per jaar: 91,5% / (prepensioenleeftijd -/- 50) | ||||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijdsklassen | Prepen-sioen 60 – 65 jaar | Prepen-sioen 61 – 65 jaar | Prepen-sioen 62 – 65 jaar | Prepen-sioen 63 – 65 jaar | Prepen-sioen 64 – 65 jaar |
Eerste vijf jaar | 31.7 | 25.8 | 19.7 | 13.4 | 6.8 |
Tweede vijf jaar | 39.3 | 32.1 | 24.6 | 16.7 | 8.6 |