Vervallen Besluit Loonheffingen. Diverse onderwerpen (besluit van 16 september 2013, nr. BLKB2013/0801M)
Publicatiedatum 16-09-2013
Vervallen
Dit besluit is ingetrokken in het besluit van 10 april 2014, nr. BLKB2014/0549M.
Loonheffingen. Diverse onderwerpen
16 september 2013
Nr. BLKB2013/0801M
Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/7826M, over de tabel voor bijzondere beloningen, eindheffing en een studentenkaart. De wijzigingen ten opzichte van het voorgaande besluit betreffen: een nieuw onderdeel over de pseudo-eindheffing voor hoog loon met daarin een goedkeuring (onderdeel 6) en de intrekking van beleid inzake de levensloopregeling (onderdelen 1.1 en 2).
1. Inleiding
Dit besluit bevat enkele uiteenlopende onderwerpen over de loonheffingen. Het betreft een actualisering van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/7826M. De wijzigingen hangen samen met de pseudo-eindheffing voor hoog loon en de intrekking van de levensloopregeling.
1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen
Loonheffing: | loonbelasting/premie volksverzekeringen |
Loonheffingen: | loonheffing, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet |
URLB 2001: | Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 |
URLB 2011: | Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 |
Werkgever: | inhoudingsplichtige voor de loonheffingen |
Wet LB: | Wet op de loonbelasting 1964 |
2. Levensloopregeling (overgangsrecht)
De goedkeuring in het besluit van 14 december 2010, nr. DGB 2010/7826M, onder 2, blijft van toepassing voor werknemers die volgens het overgangsrecht nog een aanspraak hebben ingevolge een levensloopregeling (zie artikel 39d, eerste lid, van de Wet LB).
3. Toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen (artikel 26 van de Wet LB)
De inhouding van loonheffing over bepaalde beloningen vindt plaats met toepassing van een tabel voor bijzondere beloningen (zie artikel 26 van de Wet LB).
De toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen kan tot een hoger heffingspercentage leiden dan het percentage dat past bij het loon over het lopende jaar in de volgende twee gevallen.
- Het loon bestaat geheel dan wel voor een belangrijk deel uit bestanddelen die volgens de tabel voor bijzondere beloningen worden belast.
- Het jaarloon dat voor de toepassing van de tabel voor de bijzondere beloningen in aanmerking wordt genomen is belangrijk hoger dan het jaarloon over het lopende jaar.
Goedkeuring
Op grond van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule) keur ik het volgende goed voor de hiervoor vermelde situaties.
De werknemer kan de voor hem bevoegde inspecteur verzoeken een lager heffingspercentage vast te stellen dan de tabel voor bijzondere beloningen aanwijst. De inspecteur machtigt daarop de werkgever de onder de tabel voor bijzondere beloningen vallende loonbestanddelen te belasten naar dat lagere heffingspercentage.
voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden.
- De werknemer overlegt bij zijn verzoek een berekening. Uit de berekening blijkt dat door de te hoge heffing over de bijzondere beloningen de in te houden loonheffing de vermoedelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met 10% of meer, maar in ieder geval met ten minste € 227 zal overtreffen indien een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen zou worden opgelegd.
- Bij de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen blijft buiten beschouwing een eventueel negatief saldo van uitsluitend voor de heffing van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen in aanmerking te nemen bestanddelen van het inkomen uit werk en woning en het inkomen uit aanmerkelijk belang.
- Het verschil tussen de in te houden loonheffing en de vermoedelijk verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen komt niet voort uit aftrekposten die in beginsel kunnen leiden tot een voorlopige teruggaaf.
4. Studenten- en scholierenregeling; aanwijzing internationale studentenkaart
Onder voorwaarden kunnen werkgevers voor buitenlandse studenten gebruik maken van de studenten- en scholierenregeling (zie artikel 6.3 van de URLB 2011).
Een voorwaarde voor de toepassing van de regeling is het maken van een afschrift van een aangewezen internationale studentenkaart. In dit besluit wijs ik op grond van artikel 6.3 van de URLB 2011 een internationale studentenkaart aan.
4.1. Aanwijzing internationale studentenkaart
Voor de toepassing van de studenten- en scholierenregeling wijs ik op grond van artikel 6.3, tweede lid, onderdeel d, van de URLB 2011, als internationale studentenkaart aan: de ISIC (International Student Identity Card).
In artikel 6.3, derde lid, onderdeel c, van de URLB 2011 staat de verplichting een kopie te maken van de internationale studentenkaart. De werkgever kan door het maken van een kopie van de ISIC aan deze verplichting voldoen. Studenten die niet in het bezit zijn van een ISIC kunnen deze aanvragen bij een afgiftepunt. De afgiftepunten staan vermeld op http://www.isic.org.
5. Eindheffing
De onderdelen 5.1 en 5.2 zijn uitsluitend nog van toepassing voor inhoudingsplichtigen die de werkkostenregeling (nog) niet toepassen (artikel 39c van de Wet LB). Bij toepassing van de werkkostenregeling komen de vergoedingen ten laste van de beschikbare vrije ruimte.
De werkkostenregeling is van kracht met ingang van 1 januari 2011. Informatie hierover is te vinden op www.belastingdienst.nl.
5.1. Terugbetaling vergoeding van aan- en verkoopkosten bij einde dienstbetrekking (artikel 84, onderdeel a, van de URLB 2001)
Een werkgever moet de loonheffing over een vergoeding van de aan- en verkoopkosten bij een zakelijke verhuizing van zijn werknemers door middel van eindheffing berekenen en afdragen (zie artikel 84, onderdeel a, van de URLB 2001). Als een werknemer na verloop van tijd ontslag neemt en de vergoeding moet terugbetalen, kan de werkgever de eerder afgedragen eindheffing niet terugkrijgen. De vergoeding werd in het verleden immers terecht in de eindheffing betrokken.
De terugbetaalde vergoeding vormt op het moment waarop de werknemer deze terugbetaalt, wel negatief eindheffingsloon. Het gevolg hiervan is dat de werkgever de eindheffing als negatief bedrag in zijn aangifte loonheffing mag opvoeren, naar het tarief op het moment waarop de terugbetaling plaatsvindt. Het opvoeren van dit negatieve bedrag aan eindheffing mag er niet toe leiden dat een negatieve aangifte loonheffing ontstaat. In dat geval kan de werkgever een afzonderlijk verzoek om teruggave doen.
5.2. Schade die niet pleegt te worden verzekerd (artikel 84, onderdeel d, van de URLB 2001)
Eindheffing is ook verplicht over uitkeringen en verstrekkingen tot vergoeding van schade ten gevolge van overstromingen, aardbevingen en dergelijke, die niet pleegt te worden verzekerd (zie artikel 84, onderdeel d, van de URLB 2001).
Bij de niet specifiek aangeduide schadeoorzaken hoeft het naar mijn oordeel niet steeds te gaan om schade als gevolg van een natuurramp. Met de toevoeging ‘en dergelijke’ is bedoeld de op de werknemer drukkende schade die niet pleegt te worden verzekerd en die een niet voorzienbaar, plotseling opkomend onheil als oorzaak heeft, zoals dat ook het geval is bij overstromingen en aardbevingen.
6. Pseudo-eindheffing voor hoog loon
De pseudo-eindheffing voor hoog loon geldt in 2013 en wordt berekend over het loon waarover in 2012 loonbelasting is geheven voor zover het loon van de desbetreffende werknemer meer bedraagt dan € 150 000 (zie artikel 32bd van de Wet LB). Het kan hierbij dus ook gaan om loon dat genoten werd in de jaren vóór 2012, maar waarover via een naheffing al dan niet als gevolg van een correctiebericht in 2012 loonbelasting is geheven. Dit is niet altijd eenvoudig (geautomatiseerd) vast te stellen. Daarnaast is deze mogelijkheid ook niet aan de orde geweest bij de parlementaire behandeling van de wettelijke regeling. Hierom keur ik voor de toepassing van de pseudo-eindheffing voor hoog loon het volgende goed met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hardheidsclausule).
Goedkeuring
Ik keur goed dat voor de berekening van de verschuldigde pseudo-eindheffing voor hoog loon buiten aanmerking blijft het loon dat vóór 2012 is genoten en waarover in 2012 met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet LB belasting is geheven.
Ten overvloede merk ik op dat voor de pseudo-eindheffing voor hoog loon als grondslag relevant is het loon waarover in 2012 met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de Wet LB belasting is geheven. Positieve correcties van het loon over 2012 die plaatsvinden in 2013 of daarna spelen hierbij geen rol. Als na 2012 blijkt dat het in aanmerking genomen loon lager was (negatieve correctie) kan dat wel gevolgen hebben voor de pseudo-eindheffing voor hoog loon.
7. Ingetrokken regelingen
Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:
8. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Onderdeel 6 treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 16 september 2013
De Staatssecretaris van Financiën,
F.H.H. Weekers