Hoge Raad: Enkel stilzitten pensioengerechtigde is onvoldoende voor prijsgeven
Publicatiedatum 14-02-2019, 10:22
Inkomstenbelasting. Artikel 13a, letter b, Wet LB 1964. Eerste jaartermijn pensioen niet uitgekeerd. Enkel stilzitten pensioengerechtigde is onvoldoende voor prijsgeven. Pensioen dat vorderbaar en inbaar was, maar niet is uitgekeerd, wordt geacht te zijn genoten.
Belanghebbende is DGA en had recht op pensioenuitkeringen met ingang van 1 mei 2013. De BV heeft de pensioentermijnen niet in laten gaan. De inspecteur heeft de eerste termijn betrekking hebbende op 2013 belast, omdat deze vorderbaar en inbaar was. Het Hof had overwogen dat de DGA, door niets te doen, de aanspraak had prijsgegeven. De HR oordeelt: “Het Hof heeft de enkele omstandigheid dat belanghebbende geen actie heeft ondernomen toen de BV de in 2013 verschuldigde pensioentermijnen van het in dat jaar ingegane pensioen niet had betaald, voldoende geacht voor het oordeel dat belanghebbende de hele aanspraak had prijsgegeven. Daarbij heeft het Hof miskend dat dit enkele stilzitten van belanghebbende onvoldoende is om aan te nemen dat belanghebbende de aanspraak op pensioen heeft prijsgegeven.” Verder komt de HR tot het oordeel dat de pensioentermijnen vorderbaar en inbaar waren en de inspecteur terecht de termijnen, betrekking hebbende op 2013, tot het inkomen heeft gerekend.
Bron: Arrest Hoge Raad 8 februari 2019, nr. 17/03827 (ECLI:NL:HR:2019:189)