Handreiking fiscale behandeling elders verzekerd pensioen (versie 1 januari 2020)
Deze Handreiking fiscale behandeling elders verzekerd pensioen (versie 1 januari 2020) behandelt de vraag hoe in het kader van het uitfaseren van pensioen in eigen beheer de omvang van de in eigen beheer verzekerde aanspraken kon worden vastgesteld. Ook komt aan de orde hoe na afloop van de coulancetermijn kan worden omgegaan met het elders verzekerde deel van het pensioen en welke invloed eventuele doorbetaalde premie kan hebben op de in eigen beheer verzekerde aanspraken.
CENTRAAL AANSPREEKPUNT PENSIOENEN
1. Inleiding
Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (Wet PEB) ingevoerd. Vanaf die datum dan wel na het eindigen van de coulancetermijn van het per 1 juli 2017 vervallen besluit van 22 maart 2017, nr. 2017-7412 (voor de leesbaarheid wordt in deze handreiking verder alleen gesproken over het einde van de coulancetermijn), mag een eigenbeheerlichaam niet meer optreden als verzekeraar van pensioenaanspraken die met een fiscale faciliteit worden opgebouwd. Daarnaast mogen opgebouwde pensioenaanspraken niet meer vanuit een niet-eigenbeheerlichaam worden overgedragen naar een eigenbeheerlichaam. Voor pensioenaanspraken die op 31 maart 2017, dan wel uiterlijk bij einde van de coulancetermijn reeds in eigen beheer verzekerd zijn en blijven, kan een eigenbeheerlichaam wel optreden als een toegelaten verzekeraar, in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdeel d of e, Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) (tekst 2016). Dit volgt uit artikel 38n Wet LB:
“Op aanspraken ingevolge een pensioenregeling waarvan een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, als verzekeraar optreedt, blijven de artikelen 18h, 19a, 19b, 19c, 19d en 38j, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2016, van toepassing.”
Volledigheidshalve of wellicht ten overvloede wordt opgemerkt, dat het woord ‘waarvan’ in de wettekst terugslaat op het woord ‘aanspraken’ en niet op het woord ‘pensioenregeling’. Het overgangsrecht van artikel 38n Wet LB, geldt dus niet voor de gehele pensioenregeling, maar slechts voor dat deel van de aanspraken dat uiterlijk bij einde van de coulancetermijn in eigen beheer verzekerd is.
Verder wordt opgemerkt dat in de betreffende bepaling geen peildatum is opgenomen. Het is dus niet zo dat de pensioenaanspraken die uiterlijk bij het eindigen van de coulancetermijn in eigen beheer zijn verzekerd, altijd onder het overgangsrecht blijven vallen. Als dergelijke pensioenaanspraken naderhand worden verzekerd bij een professionele verzekeraar, dan is het overgangsrecht daarna niet meer op die aanspraken van toepassing. Terug overdragen naar eigen beheer kan dan dus niet meer.
Gezien het bovenstaande moest worden vastgesteld welke pensioenaanspraken aan het einde van de coulancetermijn in eigen beheer verzekerd waren. Wanneer de opgebouwde pensioenaanspraken gedeeltelijk elders waren verzekerd, kon het lastig zijn om het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken vast te stellen.
In deze handreiking wordt nader ingegaan op de vraag hoe de in eigen beheer verzekerde aanspraken konden worden vastgesteld en hoe na afloop van de coulancetermijn kan worden omgegaan met het elders verzekerde deel van het pensioen en welke invloed eventuele doorbetaalde premie kan hebben op de in eigen beheer verzekerde aanspraken. Het gaat hierbij steeds om de situatie waarin het in eigen beheer verzekerde pensioen gehandhaafd is, zoals bedoeld in artikel 38n Wet LB en bovendien het elders verzekerde pensioen niet binnen de coulancetermijn naar eigen beheer is overgedragen.
Er wordt in deze handreiking een onderscheid gemaakt tussen een dekkingspolis (paragraaf 3), een bepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 4) en een onbepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 5). De fiscale behandeling van deze drie vormen van elders verzekerd pensioen is zeer divers. Het is dus van belang om allereerst vast te stellen om wat voor een polis het gaat, om vervolgens de relevante paragraaf van deze handreiking te raadplegen.
In de bijlage is een samenvatting van de fiscale behandeling van de drie soorten elders verzekerde pensioenen opgenomen.
Deze handreiking is mede gebaseerd op de volgende brieven en parlementaire stukken:
- Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Eerste Kamer van 27 juni 2017, Kamerstukken I, 2016-2017, 34 555, nr. E;
- Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Eerste Kamer van 13 april 2017, Kamerstukken I, 2016-2017, 34 555, nr. D;
- Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Eerste Kamer van 10 februari 2017, Kamerstukken I, 2016-2017, 34 555, nr. C;
- Memorie van Antwoord Wet PEB, Kamerstukken I, 2016-17, 34 552, nr. E;
- Nota van wijziging Wet PEB, Kamerstukken II, 2016-2017, 34 555, nr. 6;
- Brief van Staatssecretaris Wiebes aan de Tweede Kamer van 10 november 2016, Kamerstukken II, 2016-2017, 34 552, nr. 38;
- Brief van de Belastingdienst van 16 april 2004 aan het Verbond van Verzekeraars
2. Algemeen
Van belang is om steeds een onderscheid te maken tussen de drie partijen die bij een pensioenregeling betrokken zijn:
- werkgever;
- werknemer/pensioengerechtigde (dga);
- verzekeraar. In geval van eigen beheer kan dat de werkgever zijn, maar het pensioen kan ook (deels) ondergebracht zijn bij een ander eigenbeheerlichaam of bij een professionele verzekeraar. Onder een professionele verzekeraar wordt mede een pensioenfonds verstaan.
In de tussen de werkgever en de werknemer gesloten pensioenovereenkomst (of pensioenbrief) is vastgelegd op welke pensioenaanspraken de werknemer recht heeft (civielrechtelijk afdwingbaar). De pensioenovereenkomst is dan ook altijd leidend. Vervolgens moet het opgebouwde pensioen verzekerd worden. Zoals aangegeven kon dit (voor een dga) tot 1 april 2017 of het eindigen van de coulancetermijn in eigen beheer, dan wel bij een professionele verzekeraar.
De Wet PEB noopt in beginsel niet tot een aanpassing van de omvang van de pensioenafspraken tussen de werkgever en de werknemer. Er wordt enkel een beperking aangebracht ten aanzien de toegelaten verzekeraars van de met fiscale faciliteit op te bouwen pensioenaanspraken. Indien de pensioenovereenkomst echter (mede) voorzag in het opbouwen van pensioen in eigen beheer, moesten de pensioenafspraken uiteraard wel tijdig aangepast worden aan de maatregelen van de Wet PEB.
3. Dekkingspolis
In geval van een dekkingspolis heeft het eigenbeheerlichaam zelf een verzekering afgesloten ter dekking van de pensioenverplichting die dat eigenbeheerlichaam heeft jegens de dga. Het eigenbeheerlichaam is verzekeringnemer en begunstigde van de dekkingspolis. De professionele verzekeraar heeft dan ook alleen een verplichting jegens het eigenbeheerlichaam en niet tegenover de dga. De dga kan geen aanspraak maken op een uitkering uit de dekkingspolis, maar kan enkel het eigenbeheerlichaam als pensioenverzekeraar aanspreken op de pensioenuitkeringen. In de situatie van een dekkingspolis is er uitsluitend sprake van een pensioen in eigen beheer en niet tevens van bij een professionele verzekeraar verzekerde pensioenaanspraken.
Gezien het bovenstaande heeft de dekkingspolis geen invloed op de omvang van de pensioenverplichting van het eigenbeheerlichaam. De waarde van de dekkingspolis komt dus niet in mindering op de pensioenverplichting, maar de polis moet als bezitting worden opgevoerd op de actiefzijde van de balans van het eigenbeheerlichaam. Hieraan is niets veranderd als gevolg van het invoeren van de maatregelen van de Wet PEB.
Wel moest tijdig zijn afgesproken en vastgelegd dat de pensioenopbouw met ingang van 1 april 2017 of uiterlijk na het eindigen van de coulancetermijn niet meer in eigen beheer zou plaatsvinden. Voortgezette pensioenbouw is mogelijk, maar de nieuw op te bouwen aanspraken zullen dan direct moeten worden verzekerd bij een professionele verzekeraar.
4. Bepaald elders verzekerd pensioen
Er is sprake van een bepaald elders verzekerd deel van het pensioen, wanneer de omvang van het elders verzekerde deel zodanig is bepaald, dat er op enig moment geen onzekerheid bestaat over de omvang van de op dat moment in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. De omvang van het bepaald elders verzekerde pensioen is dan in de pensioenovereenkomst of pensioenbrief exact vastgesteld. Er bestaat voor het eigenbeheerlichaam geen verplichting om het door de dga van de professionele verzekeraar te ontvangen pensioen aan te vullen tot het door de werkgever toegezegde pensioen.
Van de opgebouwde aanspraken kan bijvoorbeeld een vast percentage elders verzekerd zijn (verhouding elders verzekerd en eigen beheer 50:50 of 60:40 etc.). Er kan ook sprake zijn van een vaststaande elders verzekerde uitkering: bijvoorbeeld € 10.000 elders verzekerd en de rest van het opgebouwde pensioen in eigen beheer.
De dga is begunstigde van het elders verzekerde pensioen. Hij/zij kan dus rechtstreeks bij de professionele verzekeraar een deel van het pensioen opeisen. Voor dat deel is het eigenbeheerlichaam als verzekeraar bevrijd van haar verplichtingen.
4.1 Splitsing
In geval van een bepaald elders verzekerd deel van de pensioenaanspraken moesten het eigen beheerdeel en het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraken van elkaar gesplitst worden op basis van de situatie zoals van toepassing op 1 april 2017 dan wel bij het eindigen van de coulancetermijn. Omdat de omvang van het elders verzekerde deel op dat moment vaststond, is vanaf dat moment ook bekend voor welk deel het eigenbeheerlichaam nog aangesproken kan worden en dus nog optreedt als verzekeraar van een pensioen in eigen beheer. In principe hoeft hiervoor dus geen extra/aparte berekening gemaakt te worden.
Vaak waren de voor de splitsing noodzakelijke gegevens niet direct bij het eindigen van de coulancetermijn beschikbaar. Voor het vaststellen en vastleggen van de omvang van het eigen beheerdeel en het elders verzekerde deel op het moment dat de coulancetermijn eindigde, gold daarom een redelijke termijn die uiterlijk eindigde op 31 december 2017. Wanneer er vóór 31 december 2017 gebeurtenissen met betrekking tot de pensioenaanspraken plaatsvonden, waardoor het noodzakelijk was om de omvang van het eigen beheerdeel en het elders verzekerde deel bij het eindigen van de coulancetermijn vast te stellen, eindigde de redelijke termijn uiteraard op dat moment. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn onder andere ingang van de pensioenuitkeringen, waardeoverdracht of het met toepassing van artikel 38n Wet LB hebben afgekocht of omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV) van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken.
De splitsing van het eigen beheerdeel en het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraken leidt er toe dat er vanaf dat moment sprake is van twee aparte, op zichzelf staande delen van een pensioenregeling:
- één deel van de pensioenregeling dat in eigen beheer wordt uitgevoerd. In dat deel kan geen pensioen meer worden opgebouwd;
- één deel van de pensioenregeling dat door een professionele verzekeraar wordt uitgevoerd. In dit deel kan wel nog pensioen worden opgebouwd. Voorwaarde is dan wel dat dit is verwerkt in de pensioenovereenkomst. Overdracht van dit bij de professionele verzekeraar verzekerde pensioen naar een eigenbeheerlichaam is na het eindigen van de coulancetermijn niet meer mogelijk.
Let op: als een deel van de pensioenregeling fiscaal onzuiver wordt, dan geldt dat voor de gehele regeling, dus voor beide delen.
4.2 Rendement
Een waardeontwikkeling van de polis als gevolg van rendement heeft na de splitsing geen effect meer op het in eigen beheer verzekerde pensioen. Er is immers sprake van twee afzonderlijke delen van een pensioenregeling.
Er wordt alvast opgemerkt dat een waardeontwikkeling als gevolg van een premiebetaling aan de professionele verzekeraar wel gevolgen kan hebben voor het in eigen beheer verzekerde pensioen. Hiervan zal sprake zijn als met de premiebetaling een stukje van het in eigen beheer verzekerde pensioen wordt overgeheveld naar het bepaalde elders verzekerde deel van de pensioenregeling (zie hierna in paragraaf 4.3).
Bij de waardering van de pensioenverplichting voor het in eigen beheer verzekerde deel van het pensioen op de fiscale balans wordt geen rekening gehouden met het bepaalde deel van het elders verzekerde pensioen. Het betreft namelijk twee afzonderlijke delen van een pensioenregeling.
4.3 Premiebetaling
Ook na afloop van de coulancetermijn kunnen nog premies worden betaald voor het elders verzekerde pensioen. In dat geval zijn er twee situaties te onderscheiden:
- Er is afgesproken dat er nog pensioenopbouw plaatsvindt in het deel van de pensioenregeling dat elders verzekerd is. De voortgezette premiebetaling heeft dan betrekking op de nieuwe pensioenopbouw. De premiebetaling heeft dan geen effect op de pensioenaanspraken die het eigenbeheerlichaam verzekert;
- De dga en de werkgever komen overeen dat geen pensioenopbouw meer plaatsvindt, ook niet in het elders verzekerde deel van de pensioenregeling. Feitelijk wordt dan met elke premiebetaling een stukje van het in eigen beheer verzekerde pensioen overgeheveld naar het elders verzekerde deel van de pensioenregeling. Voor zover het elders verzekerde pensioen gedekt is door middel van een kapitaal (zoals bijvoorbeeld bij een zogenoemde streefregeling het geval is) en in eigen beheer het eerder opgebouwde middelloon- of eindloonpensioen wordt verzekerd, dan dient de aan de professionele verzekeraar betaalde premie op basis van actuele verzekeringstarieven herleid te worden naar een pensioenuitkering. Het in eigen beheer verzekerde pensioen neemt dan bij iedere premiebetaling af met deze herleide pensioenuitkering. Voor de herleiding kan worden aangesloten bij de grondslagen van het door de Belastingdienst ontwikkelde rekenmodel van de Benaderde Markt Waarde, zoals opgenomen in het Vraag & Antwoord 13-006. Is sprake van een elders verzekerde pensioenuitkering (denk aan een bedrijfstak- of beroepspensioenfonds), dan vermindert het in eigen beheer verzekerde pensioen met de aangroei van de elders verzekerde pensioenuitkering die het gevolg is van de voortgezette premiebetalingen aan de professionele verzekeraar. Zoals eerder aangegeven geldt het vorenstaande enkel voor zover die aangroei het gevolg is van de premiebetaling. Een toeslag of indexatie, positief dan wel negatief, van het elders verzekerde pensioen heeft geen effect op de omvang van het in eigen beheer verzekerde pensioen.
4.4 Handelingen
De volgende handelingen moesten uiterlijk aan het einde van de coulancetermijn zijn verricht:
- Er is een addendum op de oorspronkelijke pensioenovereenkomst opgesteld (tussen de werkgever en de dga). Hierin is in ieder geval opgenomen, dat de pensioenregeling in twee delen wordt gesplitst: één deel dat in eigen beheer wordt uitgevoerd en één deel dat elders verzekerd is;
- In het addendum is tevens vastgelegd dat in het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenregeling geen pensioenopbouw meer zal plaatsvinden;
Ten aanzien van het elders verzekerde deel van de pensioenregeling moet eveneens in een addendum zijn vastgelegd of er al dan niet nog pensioenopbouw plaatsvindt. Als sprake is van voortgezette pensioenopbouw, dan moet hiervoor een nieuwe pensioenovereenkomst zijn opgesteld die voldoet aan de bepalingen van Hoofdstuk IIB Wet LB.
Indien met een voortgezette premiebetaling feitelijk jaarlijks een deel van het eigen beheerpensioen wordt overgedragen naar het elders verzekerde deel van de pensioenregeling, dan moet deze jaarlijkse waardeoverdracht eveneens worden vastgelegd. Jaarlijks wordt bijgehouden welk deel van het pensioen nog in eigen beheer wordt uitgevoerd.
Zoals hiervoor is aangegeven, geldt dat de hierboven genoemde keuzes ten aanzien van het elders verzekerde pensioen moeten zijn gemaakt en vastgelegd binnen een redelijke termijn die uiterlijk eindigt op 31 december 2017 of wanneer er op een eerder moment gebeurtenissen hebben plaatsgevonden als bijvoorbeeld ingang van de pensioenuitkeringen, waardeoverdracht of afkoop of omzetting in een ODV. Deze keuzes hebben daarbij werking per uiterlijk het einde van de coulancetermijn.
Opgemerkt wordt dat het bovenstaande in geen enkel opzicht leidde tot een verlenging van de coulancetermijn. Voor de splitsing moest ook dan worden uitgegaan van de situatie zoals van toepassing was bij het eindigen van de coulancetermijn. Pensioenopbouw en/of aanvullende risicodekking in eigen beheer of overdracht van elders verzekerd pensioen naar eigen beheer is zonder fiscale consequenties niet meer mogelijk na afloop van de coulancetermijn.
De Algemene Vergadering beslist doorgaans over de arbeidsvoorwaarden van directieleden. Deze beslissingen dienen te worden genotuleerd en verwerkt in de arbeidsvoorwaarden van de directieleden.
5. Onbepaald elders verzekerd pensioen
Soms staat of stond de omvang van het elders verzekerde pensioen nog niet vast. Denk hierbij aan de situatie dat er bij een professionele verzekeraar op een pensioenpolis van de dga een kapitaal (of belegging) is verzekerd waarvan de dga begunstigde is, terwijl de pensioentoezegging op een eindloon- of middelloonsysteem is gebaseerd. Pas op het moment dat het verzekerde kapitaal wordt omgezet in een pensioenuitkering, komt vast te staan welk deel van de pensioenaanspraken uiteindelijk wordt verzekerd door het eigenbeheerlichaam.
De omvang van de totale opgebouwde pensioenaanspraken volgt uit de pensioenovereenkomst en staat vast. De omvang van het elders verzekerde deel van het pensioen is onzeker. De werkgever dient er voor zorg te dragen dat het eigenbeheerlichaam (kan de werkgever zijn of een ander eigenbeheerlichaam) het elders verzekerde pensioen aanvult tot aan de in totaal opgebouwde pensioenaanspraken. Alvast wordt opgemerkt dat na splitsing deze aanvulling beperkt blijft tot maximaal de omvang van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken op moment van splitsing, zie hierna in paragraaf 5.3. Het elders verzekerde pensioen en het in eigen beheer gehouden pensioen zijn daarmee communicerende vaten.
5.1 Splitsing
Op basis van de situatie zoals van toepassing bij het eindigen van de coulancetermijn moest worden vastgesteld voor welk deel van de op dat moment opgebouwde pensioenaanspraken het eigenbeheerlichaam optreedt als verzekeraar. Hiervoor moest het onbepaald elders verzekerde pensioen worden herleid naar een pensioenuitkering. De in totaal opgebouwde pensioenaanspraken verminderd met deze herleide elders verzekerde uitkering, vormt dan het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken waarvoor gebruik gemaakt kan worden van het overgangsrecht van artikel 38n Wet LB. Dit overgangsrecht geldt niet voor het elders verzekerde deel van het pensioen en tevens niet voor de pensioenaanspraken die na afloop van de coulancetermijn vanuit eigen beheer worden overgedragen naar een professionele verzekeraar.
Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet PEB is aangegeven, dat voor het vaststellen van het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken het onbepaalde elders verzekerde deel moet worden herleid naar pensioenuitkeringen met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen, zie Kamerstukken II 2016/17, 34 555, nr. 5, p. 37:
De NOB vraagt wat de fiscale waarde van de pensioenverplichting is indien voor het bepalen van de omvang van de pensioenverplichting van de bv het elders verzekerde pensioenkapitaal wordt verwerkt door middel van de herleidingsmethode. Ook het RB vraagt hiernaar. Voor de afkoop en de omzetting in een oudedagsverplichting wordt uitgegaan van de voor de toepassing van de Wet Vpb 1969 in aanmerking te nemen waarde. De voor de balanswaardering van de pensioenverplichting toe te passen herleiding van het elders verzekerde pensioenkapitaal naar pensioenuitkeringen dient plaats te vinden met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen. Hieruit volgt dat de herleidingsmethode ook voor het vaststellen van de fiscale balanswaarde voor de uitfasering van het in eigen beheer gehouden deel van de pensioenaanspraak dient te worden toegepast met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen.
Aangezien het elders verzekerde pensioenkapitaal te zijner tijd op basis van de tarieven van de professionele verzekeraar zal worden omgezet in een pensioenuitkering, bestaat het risico dat de uiteindelijk van de verzekeraar te ontvangen pensioenuitkering lager zal zijn dan de uitkering die op basis van de fiscale balanswaarderingsgrondslagen is herleid. Dit risico van een lagere elders verzekerde uitkering kon worden beperkt, door voor de herleiding uit te gaan van de op het moment van splitsing actuele tarieven van verzekeringsmaatschappijen. Voor een benadering van deze tarieven kon worden aangesloten bij de grondslagen van de Benaderde Markt Waarde, zoals opgenomen in het eerder genoemde Vraag & Antwoord 13-006.
Herleiding op basis van actuele verzekeringstarieven leidde in de meeste gevallen tot een (eenmalige) stijging van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. De lasten die samenhangen met deze stijging van de pensioenverplichting van het eigenbeheerlichaam kunnen met inachtneming van de artikelen 3.25 t/m 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) (tekst 2016) ten laste van het fiscale resultaat van het eigenbeheerlichaam worden gebracht. De beperkingen van artikel 34e, derde lid, Wet Vpb zijn niet op deze (eenmalige) stijging van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken van toepassing. Ook niet als na splitsing gebruik is gemaakt van de mogelijkheden van artikel 38n, tweede lid, Wet LB.
Op basis van de situatie zoals van toepassing bij het eindigen van de coulancetermijn, moet de hierboven beschreven herleiding (op basis van fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen dan wel de actuele tarieven van verzekeringsmaatschappijen) hebben plaatsgevonden op basis van de waarde van de externe polis op dat moment. Het was dus niet toegestaan om uit te gaan van het naar die datum contant gemaakte verzekerde kapitaal op expiratiedatum van de polis. Ook kon geen rekening worden gehouden met toekomstige garanties of nog niet gerealiseerde winstdelingen. Tot slot mocht de herleiding niet plaatsvinden op basis van de afkoopwaarde van de polis.
Hieronder volgt een gestileerd voorbeeld:
Fiscale herleiding | Commerciële herleiding | |
---|---|---|
Totaal opgebouwde pensioenaanspraken | € 20.000 | € 20.000 |
Verzekerd kapitaal | € 80.000 | € 80.000 |
Herleide uitkering | € 6.000 | € 4.000 |
Eigen beheerpensioen | € 14.000 | € 16.000 |
5.2 Al dan niet omzetten naar bepaald elders verzekerd pensioen
Na het vaststellen van het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken, moest er een keuze worden gemaakt . De werkgever en de dga konden overeenkomen, dat het onbepaald elders verzekerde pensioen werd omgezet in een bepaald elders verzekerd pensioen. In dat geval is de oorspronkelijke pensioenregeling gesplitst in twee afzonderlijke delen. Het elders verzekerde deel van de pensioenregeling kan daarbij het karakter hebben gekregen van bijvoorbeeld een zogenoemde streefregeling of van een beschikbare premieregeling.
Zie voor de verdere behandeling van een bepaald elders verzekerd pensioen de paragrafen 4.2, 4.3 en 4.4 van deze handreiking.
Een andere optie was om het onbepaald elders verzekerde pensioen onbepaald te laten. In dat geval is de oorspronkelijke pensioenregeling als één geheel in stand gebleven. De hierna volgende paragrafen zien enkel op deze situatie.
5.3 In eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken niet hoger dan bij einde coulancetermijn
Wanneer het onbepaald elders verzekerde pensioen onbepaald is gebleven, dan is er ook na afloop van de coulancetermijn sprake van een pensioenregeling als één geheel. Enkel de verzekering van de in deze regeling opgebouwde pensioenaanspraken is verdeeld over een eigen beheerdeel en een onbepaald elders verzekerd deel (de regeling zelf is dus niet gesplitst/opgedeeld). Een waardeontwikkeling van het elders verzekerde deel, voor zover het gevolg van rendementen of van tariefswijzigingen, kan effect hebben op het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken. Dit geldt ook na einde van de coulancetermijn.
Waardeontwikkeling onbepaald elders verzekerde deel door rendement of tariefswijzigingen
Een positieve waardeontwikkeling van het onbepaald elders verzekerde deel, samenhangend met rendement of tarief, leidt er altijd toe dat de pensioenverplichting in eigen beheer afneemt ook in de periode voorafgaand aan de pensioeningangsdatum. Kent het op de polis verzekerde pensioen een negatieve ontwikkeling, dan neemt de pensioenverplichting in eigen beheer toe. Deze toename van de in eigen beheer verzekerde aanspraken kan echter slechts plaatsvinden tot maximaal het niveau van de uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken, zoals omschreven in paragraaf 5.1. Zou de waarde van de polis verder dalen, dan kan er vanuit eigen beheer geen extra aanvulling op de pensioenuitkeringen meer plaatsvinden. De contractueel benodigde aanvulling moet dan geschieden in de vorm van een extra premie- of koopsomstorting in de polis, zodat het totaal van de toegezegde pensioenaanspraken verzekerd blijft (deels eigen beheer en deels extern).
Het is echter ook mogelijk dat dga en werkgever uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn afspreken dat de werkgever de negatieve ontwikkeling van het elders verzekerde pensioen niet verder zal aanvullen dan tot aan het niveau van de uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Deze wijziging van de pensioenovereenkomst moet dan wel schriftelijk zijn vastgelegd. Een negatieve ontwikkeling van het elders verzekerde pensioen kan dan een verlaging van de pensioenaanspraken van de dga tot gevolg hebben.
In het voorbeeld uit paragraaf 5.1 (uitgaande van fiscale herleiding) kan een gunstig polisrendement c.q. ontwikkeling van het tarief in jaar 1 er toe leiden dat het eigen beheerpensioen daalt van € 14.000 naar € 13.000. Als er in jaar 2 een negatief rendement c.q. negatieve ontwikkeling van het tarief volgt, dan kan het eigen beheerpensioen weer stijgen tot maximaal € 14.000. Zou het negatieve rendement c.q. ontwikkeling van het tarief aanhouden, dan kan geen extra aanvulling meer vanuit het eigenbeheerlichaam plaatsvinden. Er moet dan een extra koopsom in de polis worden gestort, zodat er in totaal € 20.000 aan pensioen verzekerd blijft. Ook kunnen partijen vooraf afspreken dat een eventuele daling van het uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga zal komen en niet zal worden aangevuld door de werkgever, middels een storting in de polis. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat aanvulling tot aan het niveau van de uiterlijk bij einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken (verminderd met een eventueel door extra premiebetalingen naar het elders verzekerde pensioen overgedragen bedrag, zie hierna in paragraaf 5.4) wel eerst dient plaats te vinden.
Toets
Steeds moet worden getoetst of het maximale niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken is bereikt. Deze toetsing vindt plaats door het extern verzekerde pensioen op basis van fiscale waarderingsgrondslagen te herleiden naar een uitkering (ongeacht de grondslagen die ten tijde van de splitsing zijn gehanteerd). De totale opgebouwde pensioenaanspraken, verminderd met de herleide uitkering, mogen niet boven het vastgestelde maximale niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken uitkomen.
Ter verduidelijking: in het voorbeeld van paragraaf 5.1 leidt splitsing met behulp van herleiding op basis van actuele verzekeringstarieven tot een maximaal in eigen beheer te verzekeren pensioen van € 16.000. Stel dat de splitsing plaatsvindt één dag voor balansdatum. Op balansdatum wordt getoetst of het maximale eigen beheer niveau wordt overschreden. Op basis van een fiscale herleiding bedragen de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken € 14.000. Hiermee wordt het maximum van € 16.000 dus niet overschreden.
Balanswaardering
Let op dat aan het einde van het boekjaar, waarin de splitsing als bedoeld in paragraaf 5.1 heeft plaatsgevonden, de fiscale pensioenvoorziening in de aangifte vennootschapsbelasting is vastgesteld met inachtneming van de artikelen 3.25 t/m 3.29 Wet IB 2001 en artikel 8, zesde lid, Wet Vpb (tekst 2016). Deze waarderingsregels gelden ook voor het onbepaald elders verzekerde deel. Ook indien bij de splitsing als bedoeld in paragraaf 5.1 van deze handreiking een herleiding is toegepast op basis van actuele verzekeringstarieven, zal de pensioenverplichting op de fiscale balans aan het einde van betreffende boekjaar gewaardeerd moeten worden met inachtneming van de fiscale balanswaarderingsregels voor pensioenverplichtingen (dus fiscale herleiding). De in paragraaf 5.1 bedoelde lasten zijn dan ook alleen geëffectueerd, wanneer het onbepaald elders verzekerde pensioen is omgezet in een bepaald elders verzekerd pensioen.
Een en ander leidt er toe, dat wanneer het elders verzekerde pensioen onbepaald is gebleven, de splitsing louter een extracomptabele berekening betreft om het maximale niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken vast te kunnen stellen. Voor de fiscale balanswaardering van de pensioenverplichting heeft de splitsing vooralsnog geen gevolgen. Uiteraard is wel de omvang van de in eigen beheer te verzekeren pensioenaanspraken beperkt en daarmee de hoogte van de voorziening, als afgeleide van die aanspraken.
5.4 Premiebetaling
Indien er nog premie wordt betaald ten aanzien van het elders verzekerde pensioen, dan geldt hetzelfde als omschreven in paragraaf 4.3. Afhankelijk van de afspraak omtrent pensioenopbouw kan er sprake zijn van een aangroei van het elders verzekerde pensioen of van een geleidelijke overheveling van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken naar het elders verzekerde deel.
In geval van een feitelijke waardeoverdracht van in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken naar het elders verzekerde pensioen, kan in een later jaar voor het overgedragen deel geen aanvulling in eigen beheer meer plaatsvinden. Het maximale niveau van een eventuele aanvulling in eigen beheer (bij tegenvallend rendement of nadelige tariefswijzigingen) wordt jaarlijks verlaagd als gevolg van de feitelijke waardeoverdracht naar het elders verzekerde pensioen.
In het voorbeeld uit paragraaf 5.1 (uitgaande van fiscale herleiding) is het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken vastgesteld op € 14.000. Wanneer als gevolg van een premiebetaling feitelijk € 1.000 vanuit eigen beheer is overgedragen naar het elders verzekerde pensioen, dan kan het eigenbeheerlichaam voor nog maar maximaal € 13.000 worden aangesproken. In geval van een (aanhoudend) negatief polisrendement c.q. negatieve tariefsontwikkelingen in het voorbeeld uit paragraaf 5.3, zal dus een aanvullende koopsom in de polis moeten worden gestort, wanneer met deze verzekering minder dan € 7.000 aan pensioenuitkering kan worden aangekocht. Deze aanvullende koopsom in de polis hoeft uiteraard niet gestort te worden indien partijen eerder hebben afgesproken dat een eventuele daling van het uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga zal komen en niet zal worden aangevuld door de werkgever, middels een storting in de polis. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat aanvulling tot aan het niveau van de uiterlijk bij einde van de coulancetermijn vastgestelde in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken (uiteraard verminderd met het door de premiebetaling naar het elders verzekerde pensioen overgedragen bedrag) wel eerst dient plaats te vinden.
Voor de bepaling van de omvang van het uit eigen beheer overgedragen pensioen naar het elders verzekerde pensioen, dient de premie of koopsom te worden herleid naar een uitkering op basis van actuele verzekeringstarieven (ongeacht de grondslagen die ten tijde van splitsing zijn gehanteerd).
Gezien het bovenstaande is het dus van belang om steeds goed op te letten of een waardeontwikkeling van de polis het gevolg is van rendement of tariefswijzigingen enerzijds of van een premie inleg dan wel koopsomstorting anderzijds. Beide categorieën hebben een ander mogelijk effect op de pensioenverplichting in eigen beheer, dat tevens op een andere wijze moet worden vastgesteld.
5.5 Handelingen
Uiterlijk bij het eindigen van de coulancetermijn moest in een addendum op de oorspronkelijke pensioenovereenkomst zijn vastgelegd dat er geen pensioenopbouw meer in eigen beheer zal plaatsvinden en dat het elders verzekerde pensioen niet meer naar eigen beheer kan worden overgedragen.
De volgende handelingen moesten vervolgens op basis van de situatie zoals van toepassing bij het eindigen van de coulancetermijn worden verricht:
- Allereerst zijn de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken vastgesteld. Dit kon door het elders verzekerde kapitaal op basis van fiscale grondslagen te herleiden naar een pensioenuitkering. Herleiding op basis van de actuele verzekeringstarieven was eveneens toegestaan. De totale opgebouwde pensioenaanspraken verminderd met de herleide pensioenuitkering is het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraken;
- Er is een keuze gemaakt tussen het al dan niet omzetten van het onbepaald verzekerde pensioen in een bepaald verzekerd pensioen. Dit is vastgelegd in een aanhangsel op de pensioenovereenkomst. Is gekozen voor omzetting in een bepaald elders verzekerd deel, zie dan verder paragraaf 4.4 van deze handreiking. Blijft er sprake van een onbepaald elders verzekerd deel, dan moeten ook onderstaande handelingen nog zijn verricht;
- In voornoemd aanhangsel is vastgelegd dat het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken niet hoger zal worden dan het uiterlijk bij einde van de coulancetermijn vastgestelde niveau. Dit niveau is tevens vastgelegd in het aanhangsel;
- In het aanhangsel is vastgelegd of een eventuele daling van het uiterlijk bij het einde van de coulancetermijn vastgestelde elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga zal komen en wel of niet zal worden aangevuld door de werkgever door middel van aanvullende stortingen in het elders verzekerde deel;
- Ten aanzien van het onbepaald elders verzekerde deel van het pensioen is eveneens in het aanhangsel vastgelegd of er al dan niet nog pensioenopbouw plaatsvindt. Als sprake is van voortgezette pensioenopbouw, dan moet deze opbouw nader gedefinieerd zijn in het aanhangsel. Hierbij dienen de bepalingen van Hoofdstuk IIB Wet LB in acht te zijn genomen.
- Indien met een eventuele voortgezette premiebetaling feitelijk jaarlijks een deel van het eigen beheerpensioen wordt overgedragen naar het elders verzekerde deel van de pensioenaanspraken, dan moet deze jaarlijkse waardeoverdracht worden vastgelegd in het eerder genoemde aanhangsel. Jaarlijks wordt bijgehouden welk deel van het pensioen nog in eigen beheer wordt uitgevoerd en welk deel van het pensioen elders is verzekerd. Het eerder genoemde vastgelegde maximum niveau van het in eigen beheer verzekerde deel van de pensioenaanspraken wordt steeds verminderd met de in een later jaar overgedragen pensioenaanspraken.
Vaak waren de noodzakelijke gegevens voor de hierboven genoemde herleiding en keuzes ten aanzien van het elders verzekerde deel van het pensioen niet direct bij het eindigen van de coulancetermijn beschikbaar. Voor de herleiding en keuzes ten aanzien van het elders verzekerde deel van het pensioen op het moment dat de coulancetermijn eindigde, gold daarom een redelijke termijn die uiterlijk eindigde op 31 december 2017. Wanneer er vóór 31 december 2017 gebeurtenissen met betrekking tot de pensioenaanspraken hebben plaatsgevonden, waardoor het noodzakelijk was om de omvang van het eigen beheerdeel en het elders verzekerde deel bij het eindigen van de coulancetermijn vast te stellen, eindigde de redelijke termijn uiteraard op dat moment. Voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen zijn onder andere ingang van de pensioenuitkeringen, waardeoverdracht of het met toepassing van artikel 38n Wet LB afkopen of omzetten in een ODV-aanspraak van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken.
Opgemerkt wordt dat het bovenstaande in geen enkel opzicht heeft geleid tot een verlenging van de coulancetermijn. Voor de herleiding en keuzes moest ook dan worden uitgegaan van de situatie zoals van toepassing bij het eindigen van de coulancetermijn. De herleiding en keuzes hebben werking gekregen per uiterlijk het einde van de coulancetermijn. Pensioenopbouw en/of aanvullende risicodekking in eigen beheer of overdracht van elders verzekerd pensioen naar eigen beheer is zonder fiscale consequenties niet mogelijk na afloop van de coulancetermijn.
De Algemene Vergadering beslist doorgaans over de arbeidsvoorwaarden van directieleden. Deze beslissingen dienen te worden genotuleerd en verwerkt in de arbeidsvoorwaarden van de directieleden.
Bijlage: samenvatting
Dekkingspolis (paragraaf 3)
Kenmerk
Eigenbeheerlichaam is begunstigde. Dga kan geen aanspraak maken op een uitkering van de professionele verzekeraar.
Splitsing
Niet van toepassing. Pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd.
Rendement
Geen effect op eigen beheer. Pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd.
Premiebetaling
Geen effect op eigen beheer. Pensioen is volledig in eigen beheer verzekerd.
Handelingen
- Vóór einde coulancetermijn pensioenopbouw in eigen beheer stopgezet;
- Notulen AV en arbeidsvoorwaarden dga aangepast.
Bepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 4)
Kenmerk
Omvang elders verzekerd pensioen staat vast (in percentage of bedrag).
Splitsing
Pensioenregeling gesplitst in twee afzonderlijke delen: eigen beheer deel en elders verzekerd deel.
Rendement
Geen effect op eigen beheer. Elders verzekerd is afzonderlijk deel.
Premiebetaling
Keuzemogelijkheid:
- Premiebetaling ziet op opbouw elders verzekerd deel. Geen effect op eigen beheer;
- Premiebetaling ziet op overheveling eigen beheer naar elders verzekerd. Eigen beheer daalt. Overheveling terug naar eigen beheer is niet mogelijk.
Handelingen
- Vóór einde coulancetermijn pensioenopbouw in eigen beheer stopgezet;
- Splitsing pensioenregeling vastgelegd in aanhangsel;
- Keuze gemaakt ten aanzien van premiebetaling:
- stopgezet of voortgezet;
- opbouw elders verzekerd of overheveling eigen beheer naar elders verzekerd;
- Notulen AV en arbeidsvoorwaarden dga aangepast.
Onbepaald elders verzekerd pensioen (paragraaf 5)
Kenmerk
Omvang elders verzekerd pensioen staat niet vast (bijv. kapitaal of belegging).
Splitsing
Elders verzekerd kapitaal is herleid naar uitkering op basis van fiscale grondslagen, dan wel op basis van actuele verzekeringstarieven. Totaal opgebouwde aanspraak minus herleide uitkering is in eigen beheer verzekerd pensioen.
Keuzemogelijkheid:
- Onbepaald elders verzekerd pensioen omgezet in bepaald elders verzekerd pensioen, zie verder paragraaf 4.2 t/m 4.4;
- Onbepaald elders verzekerd pensioen onbepaald gelaten, zie verder hieronder.
Rendement
- Positief: in eigen beheer verzekerd pensioen daalt;
- Negatief: in eigen beheer verzekerd pensioen stijgt tot maximaal het niveau ten tijde van splitsing. Daarna wordt het pensioen van de dga lager of moeten aanvullende premies/koopsommen bij de professionele verzekeraar gestort worden.
Premiebetaling
Keuzemogelijkheid:
- Premiebetaling ziet op opbouw elders verzekerd deel. Geen effect op eigen beheer;
- Premiebetaling ziet op overheveling eigen beheer naar elders verzekerd. Maximum niveau van in eigen beheer verzekerd pensioen daalt. Overheveling terug naar eigen beheer is niet mogelijk.
Handelingen
- Vóór einde coulancetermijn pensioenopbouw in eigen beheer stopgezet;
- Splitsing pensioenregeling vastgelegd in aanhangsel;
- Keuze gemaakt onbepaald bepaald maken (zie verder paragraaf 4.4) of onbepaald laten (zie hieronder);
- Keuze gemaakt eventuele daling van het elders verzekerde pensioen voor rekening van de dga of voor rekening van werkgever met aanvullende stortingen in elders verzekerd pensioen;
- Keuze gemaakt ten aanzien van premiebetaling:
- stopgezet of voortgezet;
- opbouw elders verzekerd of overheveling eigen beheer naar elders verzekerd (maximum niveau eigen beheer daalt);
- Notulen AV en arbeidsvoorwaarden dga aangepast.