Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen V&A 05-026 Inhoudingsplichtige voor opnames uit levensloopregeling tijdens een verlofperiode d.d. 011121

Belangrijk!  Vervallen

Dit V&A is vervallen omdat het overgangsrecht voor levensloopregelingen per 1 januari 2022 is geƫindigd.

Dit V&A 05-026 behandelt de vraag wie de inhoudingsplichtige is voor de periodieke loonvervangende uitkeringen die tijdens een verlofperiode aan de levensloopregeling worden onttrokken.

Vraag

Wie is de inhoudingsplichtige voor de periodieke loonvervangende uitkeringen die tijdens een verlofperiode aan de levensloopregeling worden onttrokken?

Antwoord

Voor de periodieke loonvervangende uitkeringen die tijdens een verlofperiode aan de levensloopregeling worden onttrokken is de werkgever de inhoudingsplichtige. De wettelijke basis voor de inhoudingsplicht van de werkgever vloeit voort uit de systematiek van de Wet op de loonbelasting 1964 en de wijze waarop de levensloopregeling in deze wet is vastgelegd.

De werknemer kan alleen een voorziening ingevolge een levenslooprekening of een levensloopverzekering opbouwen door met de werkgever een levensloopregeling overeen te komen en vervolgens op basis van deze overeenkomst een deel van het loon (tot een maximum van 12% per jaar) te laten inhouden. Het ingehouden bedrag dient daarna te worden overgemaakt naar de uitvoerder van de levensloopregeling. De aanspraak die uit de levensloopregeling voortvloeit wordt geacht door de inhoudingsplichtige te zijn toegekend en is in beginsel op grond van artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964 uit dienstbetrekking genoten loon. De aanspraak wordt echter vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel r, Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2011). Voorwaarde daarbij is dat wordt voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk IIC Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2011). De uitkeringen die uit een op grond van artikel 11 vrijgestelde aanspraak voortvloeien, vormen loon uit dienstbetrekking, tenzij ook de uitkeringen expliciet zijn vrijgesteld. Dat laatste is bij de levensloopuitkeringen niet het geval. Deze uitkeringen worden derhalve belast als loon uit dienstbetrekking. Op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, Wet op de loonbelasting 1964 is degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat inhoudingsplichtig.

Let op!  Let op!

Volgens het per 1 januari 2021 aangepaste overgangsrecht voor levensloopregelingen is op 1 november 2021 de waarde in het economisch verkeer van de nog aanwezige levensloopaanspraak, zonder toepassing van de standaardloonheffingskorting, aangemerkt als loon uit tegenwoordige arbeid van de (gewezen) werknemer. Indien de (gewezen) werknemer op 1 januari 2021 61 jaar of ouder was, is de aanspraak echter aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. De uitvoerder van de levensloopregeling is ter zake van dat loon aangewezen als inhoudingsplichtige.

Nu levensloopaanspraken conform het bovenstaande zijn aangemerkt als loon, is het overgangsrecht van artikel 39d Wet LB, en daarmee de inhoud van dit V&A, feitelijk niet meer relevant. Formeel vervalt artikel 39d Wet LB per 1 januari 2022 (zie artikel VIIb van het Belastingplan 2012). Per die datum zal dit V&A ook vervallen.

Deel deze pagina

Op deze pagina