V&A 08-021 Loonstamrechtovereenkomst - Bepalen sterftekans periodieke uitkering op twee levens
Publicatiedatum 14-02-2024
Dit V&A 08-021 behandelt de vraag hoe voor een loonstamrecht op twee levens de sterftekans moet worden bepaald.
Vraag
Aan werknemer (A) is op 1 januari 2012 een loonstamrecht ter vervanging van gederfd of te derven loon toegekend. Het loonstamrecht voorziet in een op 1 januari 2012 direct ingaande, tijdelijke periodieke uitkering welke afhankelijk is van het leven van A en van het leven van zijn partner B. Deze afhankelijkheid van twee levens pleegt op twee manieren in de loonstamrechtovereenkomst te zijn geregeld:
- De termijnen eindigen op een vastgestelde datum, bijvoorbeeld 1 januari 2022, of bij het eerder overlijden van de verzekerden A en B.
- Er worden twee periodieke uitkeringen bedongen. De eerste eindigt op een vastgestelde datum, bijvoorbeeld 1 januari 2022, of bij het eerder overlijden van verzekerde A. De tweede, welke toekomt aan verzekerde B, gaat in bij het overlijden van verzekerde A voor 1 januari 2022 en eindigt op 1 januari 2022 of bij het eerder overlijden van verzekerde B.
Van een periodieke uitkering is pas sprake wanneer alle afzonderlijke termijnen afhankelijk zijn van een onzekere gebeurtenis. In het voorbeeld is de sterftekans de onzekere gebeurtenis; voorwaarde is dan wel dat sprake is van een sterftekans van minimaal 0,94%. Wanneer de sterftekans kleiner is, is geen sprake meer van een onzekere gebeurtenis.
Hoe moet in beide hiervoor genoemde voorbeelden de sterftekans worden bepaald?
Antwoord
In beide gevallen bestaat het toegekende loonstamrecht uit twee periodieke uitkeringen. Eén die toekomt aan A en één die toekomt aan B. Beide periodieke uitkeringen moeten afhankelijk zijn van een sterftekans van minimaal 0,94%. De sterftekans dient voor beide periodieke uitkeringen te worden bepaald over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2022, uitgaande van de meest recente overlevingstafels. Dat de periodieke uitkering die toekomt aan de partner pas ingaat bij het overlijden van A kan voor de bepaling van de sterftekans buiten beschouwing blijven.
Let op!
Met ingang van 1 januari 2014 kunnen geen nieuwe loonstamrechten meer ontstaan. Onder een loonstamrecht wordt verstaan een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel g, en 37 Wet LB zoals die op 31 december 2013 luidden, en daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, Wet LB zoals dat op 31 december 2013 luidde. Het overgangsrecht voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten is opgenomen in artikel 39f Wet LB. Artikel 39f, eerste lid, Wet LB bepaalt dat voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten de artikelen 10, vijfde lid, onderdelen b en c, 11, eerste lid, onderdeel g, en vierde lid, 11a, 19a, 19b, achtste lid, 32bb, zesde en achtste lid, en 37 Wet LB, zoals die op 31 december 2013 luidden, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, van toepassing blijven.
Artikel 39f, tweede lid, Wet LB maakt het (in afwijking van het eerste lid) mogelijk het loonstamrecht geheel of gedeeltelijk op een eerder tijdstip te laten uitkeren. Indien het ingegane loonstamrecht na de uiterste wettelijke ingangsdatum gedeeltelijk eerder wordt uitgekeerd, moet de na de vervroegde uitkering resterende waarde van het loonstamrecht direct in aansluiting op de vervroegde uitkering worden uitgekeerd. Ingeval van een aanspraak op periodieke uitkeringen moet de resterende waarde worden uitgekeerd in een reeks van periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013). Bij een loonstamrechtspaarrekening of een loonstamrechtbeleggingsrecht moet het resterende deel worden uitgekeerd in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar als bedoeld in artikel 11a Wet LB (tekst 2013). Per 1 juli 2023 is aan artikel 39f Wet LB een vierde lid toegevoegd met een termijn voor de vaststelling of aankoop van een periodieke uitkering.
Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 4 van het vervallen besluit CPP2002/896M (besluit van 27 november 2002).