V&A 08-068 Berekening van het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen
Publicatiedatum 14-02-2024
Dit V&A 08-068 behandelt de vraag wat fiscaal de maximale omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen mag zijn onder de werking van het oude fiscale pensioenkader. Hierbij komen ook de mogelijkheden aan de orde om dit pensioen aan te passen aan de loon- of prijsontwikkeling.
Let op!
De inhoud van dit V&A is van toepassing op pensioenaanspraken en pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38b, eerste lid, respectievelijk van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). De inhoud van dit V&A is niet van toepassing op aanspraken ingevolge een pensioenregeling die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP).
Per 1 juli 2023 is de WTP in werking getreden. Het fiscale pensioenkader, zoals dat gold tot 1 juli 2023 (oude fiscale pensioenkader), blijft van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot aan het moment dat een pensioenregeling wordt aangepast aan de WTP, mits deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet (PW) of artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Dit volgt uit artikel 38b, eerste en tweede lid, Wet LB.
Voor de aanpassing van een pensioenregeling aan het nieuwe fiscale en civiele pensioenkader geldt een transitieperiode. Dit is geregeld in artikel 38q Wet LB respectievelijk artikel 220i PW en artikel 214g Wvb. Tijdens de transitieperiode mag pensioenopbouw blijven plaatsvinden met toepassing van het oude fiscale pensioenkader.
Vraag
Wat is het maximaal toe te kennen nabestaandenoverbruggingspensioen (NOP)?
Antwoord
Volgens artikel 18f Wet LB (tekst 30 juni 2023) mag een NOP maximaal bestaan uit de som van:
- Voor de partner of gewezen partner:
- 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet (ANW), vermeerderd met de vakantie-uitkering (ANW-compensatie);
- het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekering over het partnerpensioen voor en na de AOW-leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) (premiecompensatie).
- Voor volle wezen:
8/7 maal de nominale uitkering voor een kind van 16 jaar of ouder ingevolge artikel 29, tweede lid, onderdeel c, ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering. - Voor halfwezen:
50% van het voor volle wezen geldende maximum.
In de Memorie van toelichting is opgemerkt dat men de in het NOP voor de (gewezen) partner op te nemen premiecompensatie zodanig mag bepalen dat ook de over die compensatie verschuldigde belasting en premie voor de volksverzekeringen wordt gecompenseerd (brutering) (Memorie van Toelichting Wet fiscale behandeling van pensioenen, kamerstukken 26020, nr. 3, p. 21). Brutering is slechts mogelijk voor zover nodig om het netto inkomen uit het partnerpensioen en het NOP vóór de AOW-leeftijd op hetzelfde niveau te houden als het netto inkomen uit het partnerpensioen en de AOW-uitkering voor een ongehuwde na de AOW-leeftijd. Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd kan door de brutering dus niet hoger zijn dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd.
De brutering van de premiecompensatie voor het NOP van een partner kent daarom de volgende beperkingen:
- De brutering is maximaal gelijk aan de over de premiecompensatie en de brutering verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen.
- De brutering kan niet tot gevolg hebben dat het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd hoger wordt dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. Deze beperking kan tot gevolg hebben dat geen of slechts een lagere brutering van de premiecompensatie kan worden toegepast.
Aan het einde van dit V&A zijn enkele voorbeelden van de berekening van het fiscaal maximale NOP opgenomen.
Aanpassen NOP aan loon- of prijsontwikkeling
De fiscale grenzen voor het NOP mogen in tegenstelling tot een ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen niet worden overschreden door aanpassing van het pensioen aan loon- of prijsontwikkeling. Het NOP wordt niet genoemd in artikel 18d, eerste lid, onderdeel a, Wet LB (tekst 30 juni 2023) en er is ook geen andere bepaling die een dergelijke overschrijding van het fiscale maximum voor een NOP mogelijk maakt.
Het voorgaande beperkt ook de mogelijkheden om het NOP aan te passen aan loon- of prijsontwikkeling op basis van een vast of variabel indexatiepercentage. Een dergelijke indexatie is fiscaal slechts mogelijk indien en voor zover het NOP na de indexatie het voor de NOP-gerechtigde geldende fiscale maximum niet overschrijdt.
Het is wel mogelijk om het NOP aan te passen aan een opgetreden toename van het fiscaal maximale NOP. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een stijging van de voor het NOP relevante ANW-uitkering en/of een wijziging van de voor de berekening van de (gebruteerde) premiecompensatie te hanteren fiscale tarieven.
Eerbiediging omvang op 31 december 2018 reeds lopende NOP-uitkeringen o.b.v. voorbeeld in versies V&A 08-068 gepubliceerd vóór 1 augustus 2018
In de vóór 1 augustus 2018 gepubliceerde versies van dit V&A 08-068 was de fiscaal maximaal toe te passen brutering van de premiecompensatie in het voorbeeld minder uitgebreid uitgewerkt. Dit kan er in de praktijk toe hebben geleid dat de in het toegezegde NOP opgenomen brutering van de premiecompensatie toen te hoog is vastgesteld. De op 31 december 2018 lopende uitkeringen uit de NOP-toezeggingen die zijn gebaseerd op het voorbeeld van de vóór 1 augustus 2018 gepubliceerde versies van V&A 08-068, zal de Belastingdienst eerbiedigen voor het toezicht op de toepassing van artikel 18f Wet LB (tekst 30 juni 2023). Hiermee komt de Belastingdienst tegemoet aan het mogelijk door het voorbeeld in de vóór 1 augustus 2018 gepubliceerde versies van V&A 08-068 opgewekte vertrouwen met betrekking tot de omvang van de fiscaal maximaal toelaatbare omvang van het NOP. Voor NOP-uitkeringen die op of na 1 januari 2019 zijn ingegaan en voor NOP-toezeggingen die op of na 1 augustus 2018 zijn gedaan of gewijzigd, geldt geen eerbiedigende werking. Voor deze uitkeringen en toezeggingen gaat de Belastingdienst voor het toezicht op de fiscaal maximaal toelaatbare omvang van het NOP uit van de inhoud van de op of na 1 augustus 2018 gepubliceerde versies van V&A 08-068.
Voorbeelden NOP voor de partner (cijfers per 1 januari 2024, bedragen in €)
Voorbeeld 1: volledige brutering premiecompensatie (brutering leidt niet tot hoger netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd)
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd | Pensioeninkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 5.000 | 5.000 | ||
ANW-compensatie* resp. AOW-uitkering | Bij: | 21.805 | Bij: | 19.412 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 5.000, ongebruteerd) | Bij: | 895 | Bij: | n.v.t. |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 27.700 | Totaal: | 24.412 |
Inkomensheffing zonder heffingskorting | Af: | 10.240 | Af: | 4.655 |
Algemene heffingskorting | Bij: | 3.171 | Bij: | 1.735 |
Ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 2.010 |
Alleenstaande ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 524 |
Netto pensioeninkomen | Totaal: | 20.631 | Totaal: | 24.026 |
* Voor de ANW-uitkering is geen rekening gehouden met de tegemoetkoming ANW-ers van artikel 29a ANW en het Besluit tegemoetkoming ANW-ers. In artikel 29a, derde lid, ANW is bepaald dat de tegemoetkoming voor ANW-ers geen deel uitmaakt van de ANW-uitkering. |
Conclusie: Nu het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd lager is dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd is het mogelijk om de premiecompensatie in het NOP door middel van brutering te verhogen. Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd mag door de brutering echter niet hoger worden dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd.
Ingeval van volledige brutering wordt de over de premiecompensatie en de brutering zelf verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen voor het volle bedrag gecompenseerd. Gezien de hoogte van het pensioeninkomen in dit voorbeeld 1 is de over de premiecompensatie verschuldigde belasting (9,32%) en premie volksverzekeringen (27,65%): 36,97% * € 895 = € 330,88. Omdat de brutering ook de over de brutering verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen mag omvatten, mag dit bedrag nog vermenigvuldigd worden met de factor 100/63,03. De totale brutering bedraagt dan afgerond € 524.
Na de (volledige) brutering ziet het netto pensioeninkomen in voorbeeld 1 er als volgt uit:
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd | Pensioeninkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 5.000 | 5.000 | ||
ANW-compensatie* resp. AOW-uitkering | Bij: | 21.805 | Bij: | 19.412 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 5.000, ongebruteerd) | Bij: | 895 | Bij: | n.v.t. |
Verhoging NOP door brutering premiecompensatie | Bij: | 524 | Bij: | n.v.t. |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 28.224 | Totaal: | 24.412 |
Inkomensheffing zonder heffingskorting | Af: | 10.434 | Af: | 4.655 |
Algemene heffingskorting | Bij: | 3.136 | Bij: | 1.735 |
Ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 2.010 |
Alleenstaande ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 524 |
Netto pensioeninkomen | Totaal: | 20.926 | Totaal: | 24.026 |
Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd is door de volledige brutering niet hoger dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. In dit geval kan dus de volledige brutering worden toegepast.
Voorbeeld 2: beperkte brutering premiecompensatie (volledige brutering zou leiden tot hoger netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd)
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd | Pensioeninkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 40.000 | 40.000 | ||
ANW-compensatie* resp. AOW-uitkering | Bij: | 21.805 | Bij: | 19.412 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 40.000, ongebruteerd) | Bij: | 6.819 | Bij: | n.v.t. |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 68.624 | Totaal: | 59.412 |
Inkomensheffing zonder heffingskorting | Af: | 25.370 | Af: | 15.145 |
Algemene heffingskorting | Bij: | 458 | Bij: | 552 |
Ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 0 |
Alleenstaande ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 524 |
Netto pensioeninkomen | Totaal: | 43.712 | Totaal: | 45.343 |
Conclusie: Nu het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd lager is dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd is het mogelijk om de premiecompensatie in het NOP door middel van brutering te verhogen. Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd mag door de brutering echter niet hoger worden dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd.
Ingeval van volledige brutering wordt de over de premiecompensatie en de brutering zelf verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen voor het volle bedrag gecompenseerd. Gezien de hoogte van het inkomen in dit voorbeeld 2 is de over de premiecompensatie verschuldigde belasting (36,97%) en premie volksverzekeringen (0%): 36,97% * € 6.819 = € 2.520,98. Omdat de brutering ook de over de brutering verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen mag omvatten, zou dit bedrag ingeval van volledige brutering nog vermenigvuldigd mogen worden met de factor 100/63,03. De totale brutering zou dan afgerond € 3.999 zijn.
Indien volledige brutering van de premiecompensatie zou worden toegepast, zou het netto pensioeninkomen van voorbeeld 2 er als volgt uitzien:
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd | Pensioeninkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 40.000 | 40.000 | ||
ANW-compensatie* resp. AOW-uitkering | Bij: | 21.805 | Bij: | 19.412 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 40.000, ongebruteerd) | Bij: | 6.819 | Bij:; | n.v.t. |
Verhoging NOP door brutering premiecompensatie | Bij: | 3.999 | Bij: | n.v.t. |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 72.623 | Totaal: | 59.412 |
Inkomensheffing zonder heffingskorting | Af: | 26.848 | Af: | 15.145 |
Algemene heffingskorting | Bij: | 193 | Bij: | 552 |
Ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 0 |
Alleenstaande ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 524 |
Netto pensioeninkomen | Totaal: | 45.968 | Totaal: | 45.343 |
Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd zou door de volledige brutering van de premiecompensatie hoger worden dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. Omdat dit niet is toegestaan moet de brutering in de situatie van voorbeeld 2 beperkt blijven tot het niveau waarop het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd gelijk is aan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. In dit voorbeeld mag de brutering maximaal afgerond € 2.892 zijn.
Door de brutering van de premiecompensatie in dit voorbeeld 2 te beperken tot afgerond € 2.892 is het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd gelijk aan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd:
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd | Pensioeninkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 40.000 | 40.000 | ||
ANW-compensatie* resp. AOW-uitkering | Bij: | 21.805 | Bij: | 19.412 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 40.000, ongebruteerd) | Bij: | 6.819 | Bij: | n.v.t. |
Verhoging NOP door brutering premiecompensatie | Bij: | 2.892 | Bij: | n.v.t. |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 71.516 | Totaal: | 59.412 |
Inkomensheffing zonder heffingskorting | Af: | 26.439 | Af: | 15.145 |
Algemene heffingskorting | Bij: | 266 | Bij: | 552 |
Ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 0 |
Alleenstaande ouderenkorting | Bij: | n.v.t. | Bij: | 524 |
Netto pensioeninkomen | Totaal: | 45.343 | Totaal: | 45.343 |
Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 16 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).