Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen V&A 10-006 Omzetten aanspraak op periodieke uitkeringen ex artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de loonbelasting (tekst 2013) in stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht d.d. 110119

Belangrijk!  Vervallen

Deze versie van het V&A is vervangen door V&A 10-006 d.d. 31 maart 2022.

Dit V&A 10-006 behandelt de vraag of een loonstamrecht kan worden omgezet in een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht zonder dat het loonstamrecht geacht wordt te zijn afgekocht.

Vraag

Bij overdracht van een aanspraak op periodieke uitkeringen ex artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) (tekst 2013) naar een andere verzekeraar dan een verzekeraar als genoemd in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b, d, e of f, Wet LB (tekst 2013) wordt de aanspraak op grond van artikel 19b, tweede en achtste lid, Wet LB (tekst 2013) geacht te zijn afgekocht.

Geldt dit ook voor het omzetten van een loonstamrecht in een bij een toegelaten kredietinstelling of beheerder van een beleggingsinstelling aangehouden stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht ex artikel 11a Wet LB (tekst 2013)?

Antwoord

Nee. Uit de opname van stamrechtspaarrekeningen en stamrechtbeleggingsrechten in het achtste lid van artikel 19b Wet LB (tekst 2013) kan worden afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om overdrachten tussen fiscaal toegelaten stamrechtverzekeraars en uitvoerders van stamrechtspaarrekeningen en stamrechtbeleggingsrechten te laten vallen onder de toegestane, fiscaal geruisloze overdrachten van de tweede volzin van het tweede lid van artikel 19b Wet LB (tekst 2013).

Verder kan gewezen worden op de parlementaire behandeling van artikel 11a Wet LB. Daaruit blijkt dat is beoogd om zoveel mogelijk een gelijkschakeling te bewerkstelligen tussen producten als bedoeld in artikel 11a Wet LB (tekst 2013) en loonstamrechten ex artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013) (Kamerstukken II 2009/10, 32128, nr. 3, p. 39 t/m 40 en p. 59 t/m 61). In artikel 11a, eerste lid, laatste volzin, Wet LB (tekst 2013) is daartoe het vereiste van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten 2e, Wet LB (tekst 2013) buiten toepassing verklaard. Een redelijke wetsuitleg brengt dan met zich mee dat ook het omzetten van een loonstamrecht in een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrecht ex artikel 11a Wet LB (tekst 2013) kan plaatsvinden zonder dat daarbij een (fictieve) afkoop in aanmerking wordt genomen.

Let op!  Let op!

Met ingang van 1 januari 2014 kunnen geen nieuwe loonstamrechten meer ontstaan. Onder een loonstamrecht wordt verstaan een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel g, en 37 Wet LB zoals die op 31 december 2013 luidden, en daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, Wet LB zoals dat op 31 december 2013 luidde. Het overgangsrecht voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten is opgenomen in artikel 39f van de Wet LB. Artikel 39f, eerste lid, Wet LB bepaalt dat voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten de artikelen 10, vijfde lid, onderdelen b en c, 11, eerste lid, onderdeel g, en vierde lid, 11a, 19a, 19b, achtste lid, 32bb, zesde en achtste lid, en 37 Wet LB, zoals die op 31 december 2013 luidden, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, van toepassing blijven.

Artikel 39f, tweede lid, Wet LB maakt het (in afwijking van het eerste lid) vanaf 1 januari 2015 mogelijk het stamrechtvermogen geheel of gedeeltelijk op een eerder moment te laten uitkeren. Indien het loonstamrecht na de uiterste wettelijke ingangsdatum gedeeltelijk eerder wordt uitgekeerd, moet de na de vervroegde uitkering resterende waarde van het loonstamrecht direct in aansluiting op de vervroegde uitkering worden uitgekeerd. Ingeval van een aanspraak op periodieke uitkeringen moet de resterende waarde worden uitgekeerd in een reeks van periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013). Bij een stamrechtspaarrekening of een stamrechtbeleggingsrecht moet het resterende deel worden uitgekeerd in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar als bedoeld in artikel 11a Wet LB (tekst 2013).

Deel deze pagina