Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 10-006 Omzetten aanspraak op periodieke uitkeringen ex artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013) in loonstamrechtspaarrekening of loonstamrechtbeleggingsrecht

Dit V&A 10-006 behandelt de vraag of een loonstamrecht zonder fiscale gevolgen kan worden omgezet in een loonstamrechtspaarrekening of loonstamrechtbeleggingsrecht.

Vraag

Kan een loonstamrecht in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) (tekst 2013) zonder fiscale gevolgen worden omgezet in een  loonstamrechtspaarrekening of loonstamrechtbeleggingsrecht ex artikel 11a Wet LB (tekst 2013)?

Antwoord

Ja, een loonstamrecht in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013) kan zonder fiscale gevolgen worden omgezet in een bij een toegelaten kredietinstelling, een beheerder van een beleggingsinstelling of een beleggingsonderneming (zie artikel 39f, derde lid, Wet LB) aangehouden loonstamrechtspaarrekening of loonstamrechtbeleggingsrecht ex artikel 11a Wet LB (tekst 2013).

Uit de opname van loonstamrechtspaarrekeningen en loonstamrechtbeleggingsrechten in artikel 19b, achtste lid, Wet LB (tekst 2013) kan worden afgeleid dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om overdrachten tussen fiscaal toegelaten loonstamrechtverzekeraars en uitvoerders van loonstamrechtspaarrekeningen en loonstamrechtbeleggingsrechten te laten vallen onder de toegestane, fiscaal geruisloze overdrachten van artikel 19b, tweede lid, tweede volzin, Wet LB (tekst 2013).

Verder blijkt uit de parlementaire behandeling van artikel 11a Wet LB (tekst 2013) dat is beoogd om zoveel mogelijk een gelijkschakeling te bewerkstelligen tussen loonstamrechten ex artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013) en producten als bedoeld in artikel 11a Wet LB (tekst 2013) (Kamerstukken II 2009/10, 32128, nr. 3, p. 39 t/m 40 en p. 59 t/m 61). In artikel 11a, eerste lid, laatste volzin, Wet LB (tekst 2013) is daartoe het vereiste van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, ten 2e, Wet LB (tekst 2013) buiten toepassing verklaard. Een redelijke wetsuitleg brengt dan met zich mee dat ook een loonstamrecht in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013) zonder fiscale gevolgen kan worden omgezet in een loonstamrechtspaarrekening of loonstamrechtbeleggingsrecht ex artikel 11a Wet LB (tekst 2013).

Let op!  Let op!

Met ingang van 1 januari 2014 kunnen geen nieuwe loonstamrechten meer ontstaan. Onder een loonstamrecht wordt verstaan een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel g, en 37 Wet LB zoals die op 31 december 2013 luidden, en daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, Wet LB zoals dat op 31 december 2013 luidde. Het overgangsrecht voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten is opgenomen in artikel 39f Wet LB. Artikel 39f, eerste lid, Wet LB bepaalt dat voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten de artikelen 10, vijfde lid, onderdelen b en c, 11, eerste lid, onderdeel g, en vierde lid, 11a, 19a, 19b, achtste lid, 32bb, zesde en achtste lid, en 37 Wet LB, zoals die op 31 december 2013 luidden, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, van toepassing blijven.

Artikel 39f, tweede lid, Wet LB maakt het (in afwijking van het eerste lid) mogelijk het loonstamrecht geheel of gedeeltelijk op een eerder tijdstip te laten uitkeren. Indien het ingegane loonstamrecht na de uiterste wettelijke ingangsdatum gedeeltelijk eerder wordt uitgekeerd, moet de na de vervroegde uitkering resterende waarde van het loonstamrecht direct in aansluiting op de vervroegde uitkering worden uitgekeerd. Ingeval van een aanspraak op periodieke uitkeringen moet de resterende waarde worden uitgekeerd in een reeks van periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013). Bij een loonstamrechtspaarrekening of een loonstamrechtbeleggingsrecht moet het resterende deel worden uitgekeerd in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar als bedoeld in artikel 11a Wet LB (tekst 2013). Per 1 juli 2023 is aan artikel 39f Wet LB een vierde lid toegevoegd met een termijn voor de vaststelling of aankoop van een periodieke uitkering.

Deel deze pagina

Op deze pagina