Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen V&A 17-008 Aanwenden oudedagsverplichting voor lijfrente in uitkeringsfase

Belangrijk!  Vervallen

Deze versie van het V&A is vervangen door V&A 17-008 d.d. 16 september 2022.

Dit V&A 17-008 behandelt de vraag of een ODV in de uitkeringsfase nog kan worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct.

Vraag

De in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak van een dga is omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Volgens artikel 38p, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) kan de ODV worden aangewend voor de verkrijging van een lijfrente, een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen 3.125 en 3.126a van de Wet IB 2001 (lijfrenteproduct).

Kan de ODV ook in de uitkeringsfase nog worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct?

Antwoord

Ja, onder voorwaarden kan de ODV ook in de uitkeringsfase nog worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct.

Uit artikel 38p, tweede lid, Wet LB volgt dat de ODV in de uitkeringsfase niet meer kan worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct. Hierop wordt echter een uitzondering gemaakt in onderdeel 5.4 van het besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514 (Verzamelbesluit pensioenen). In het Verzamelbesluit pensioenen is onder voorwaarden goedgekeurd dat een ODV ook in de uitkeringsfase nog kan worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct. De in het Verzamelbesluit pensioenen gestelde voorwaarden zijn:

  1. De volledige waarde van de ODV wordt aangewend ter verkrijging van een lijfrenteproduct.
  2. Belanghebbende dient voorafgaand aan de aanwending van de ODV ter verkrijging van een lijfrenteproduct bij de inspecteur een verzoek in met een beroep op de goedkeuring. In de bijlagen bij dit verzoek zijn alle relevante stukken opgenomen.

Hierbij moet dan wel tevens worden voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 3.125 en 3.126a van de Wet IB 2001. De ODV kan hierdoor uiterlijk in het jaar waarin de dga de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de voor die dga geldende AOW-leeftijd worden aangewend voor de aanschaf van een lijfrenteproduct waarvan de termijnen toekomen aan de dga. Na het jaar waarin de AOW-leeftijd plus vijf jaar is bereikt, kan de ODV alleen nog worden aangewend voor de aanschaf van een nabestaandenlijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001.

Voor de situatie waarin de financiële middelen van het eigenbeheerlichaam onvoldoende zijn om de ODV volledig aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct (onderdekking) zijn in het Verzamelbesluit pensioenen aanvullende voorwaarden gesteld. In dat geval geldt voorwaarde 1 niet, maar gelden in aanvulling op voorwaarde 2 de volgende drie voorwaarden:

  1. De onderdekking is veroorzaakt door (reële) ondernemings- of beleggingsverliezen en niet het gevolg van andere factoren als bijvoorbeeld winstuitdelingen door het eigenbeheerlichaam in de afgelopen jaren of onvolwaardige dan wel afgewaardeerde vorderingen op de dga of aan hem verwante personen.
  2. Alle aanwezige bezittingen van het eigenbeheerlichaam worden aangewend ter verkrijging van een lijfrenteproduct.
  3. Het eigenbeheerlichaam wordt geliquideerd direct na de verkrijging van een lijfrenteproduct.

Direct aanwenden ODV voor lijfrenteproduct nadat in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak is omgezet in ODV na AOW-leeftijd en twee maanden

Van 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 is het mogelijk geweest om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een ODV. Indien de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak van een dga meer dan twee maanden na het bereiken van de AOW-leeftijd werd omgezet in een ODV, moesten de uitkeringen van de ODV direct ingaan op grond van artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, ten derde, Wet LB. Aanwending van de ODV ter verkrijging van een lijfrenteproduct zou dan dus alleen nog maar mogelijk zijn geweest binnen de voorwaarden van onderdeel 5.4 van het Verzamelbesluit pensioenen. Echter in deze specifieke situatie mocht de ODV direct bij het omzetten van de pensioenaanspraak in de ODV nog geheel of gedeeltelijk worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct.

Het was in principe niet noodzakelijk om de aanwending van (een deel van) de ODV ter verkrijging van een lijfrenteproduct direct bij het na de AOW-leeftijd en twee maanden omzetten van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak vooraf af te stemmen met de inspecteur. Indien het in die situatie echter de bedoeling was de ODV (gedeeltelijk) af te wikkelen door slechts de aanwezige bezittingen van de BV te gebruiken voor een lijfrenteproduct, de BV te liquideren en het resterende deel van de ODV prijs te geven, was het wel aan te bevelen om een en ander vooraf af te stemmen met de inspecteur (zie ook V&A 17-009).

Gezien de voor lijfrenteproducten – anders dan een nabestaandenlijfrente als bedoeld in artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001 – geldende wettelijke voorwaarden kon een dergelijke aanwending van de ODV direct bij het omzetten van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak uiterlijk plaatsvinden in het jaar waarin de dga de leeftijd bereikte die vijf jaar hoger is dan de voor die dga geldende AOW-leeftijd.

Indien bij het na de AOW-leeftijd en twee maanden omzetten van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak in een ODV geen of slechts voor een deel van de ODV gebruik is gemaakt van bovenstaande mogelijkheid, dan is het na het ingaan van de ODV-uitkeringen fiscaal alleen nog toegestaan om de ODV aan te wenden voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct indien er wordt voldaan aan de voorwaarden van onderdeel 5.4 van het Verzamelbesluit pensioenen.

Deel deze pagina