Vervallen V&A 17-017 Ingang uitkeringen oudedagsverplichting na omzetten ingegaan partnerpensioen d.d. 010120
Vervallen
Deze versie van het V&A is vervangen door V&A 17-017 d.d. 14 februari 2024.
Dit V&A 17-017 behandelt de vraag wanneer de uitkeringen kunnen ingaan van een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting die is ontstaan na het omzetten van een aanspraak op ingegaan partnerpensioen.
Vraag
Een nabestaande heeft de in eigen beheer verzekerde aanspraak op ingegaan partnerpensioen omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). De nabestaande (50 jaar) wil de uitkeringen van de ODV laten ingaan. Is dit mogelijk?
Antwoord
Nee, gezien de leeftijd van de nabestaande is het niet mogelijk om de ODV-uitkeringen te laten ingaan.
Volgens artikel 38p, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) mogen de ODV-uitkeringen pas ingaan vanaf de voor de ODV-gerechtigde geldende AOW-leeftijd minus 5 jaar. Omdat de nabestaande deze minimale leeftijd nog niet heeft bereikt, kunnen de ODV-uitkeringen nog niet ingaan. De ODV-uitkeringen kunnen pas ingaan op het moment dat de nabestaande de voor hem/haar geldende AOW-leeftijd minus 5 jaar bereikt.
Saldo ODV aanwenden voor lijfrenteproduct
De nabestaande kan wel gebruik maken van de in artikel 38p, eerste lid, Wet LB opgenomen mogelijkheid om het saldo van de ODV voorafgaand aan de ingang van de ODV-uitkeringen geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor het verkrijgen van een lijfrente, lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in de artikelen 3.125 en 3.126a Wet IB 2001 (lijfrenteproduct). Er kan dan bijvoorbeeld gekozen worden voor een direct ingaande, levenslange lijfrente. Het na ingang van de ODV-termijnen aanwenden van de ODV ter verkrijging van een lijfrenteproduct, is slechts mogelijk binnen de voorwaarden van onderdeel 5.4 van het besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514.
Bij het gebruiken van de ODV voor de verkrijging van een lijfrenteproduct moet worden voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 3.125 of 3.126a Wet IB 2001. De ODV kan dus uiterlijk in het jaar waarin de nabestaande de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de voor die nabestaande geldende AOW-leeftijd worden aangewend voor de verkrijging van een lijfrenteproduct.