Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 17-025 Instemming (gewezen) partner met afkopen of omzetten in oudedagsverplichting van pensioen in eigen beheer

Dit V&A 17-025 behandelt de vraag wie de instemmingsgerechtigde (gewezen) partner was ingeval de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak gedeeltelijk werd prijsgegeven, afgekocht of omgezet in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting.

Inleiding

Volgens het op 1 april 2017 ingevoerde artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) was het tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Bij volledige afkoop of omzetting in een ODV kon de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak worden prijsgegeven voor zover de waarde in het economische verkeer van die aanspraak hoger is dan de fiscale balanswaarde van de bij het eigenbeheerlichaam tegenover die aanspraak staande pensioenverplichting op het moment van prijsgeven. Indien de DGA op het moment van gedeeltelijk prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV een partner had in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet (hierna: PW), was prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB (tekst 2019), volgens het vierde lid van dat artikel (tekst 2019) uitsluitend mogelijk met schriftelijke instemming van de partner. Een eventuele gewezen partner moest schriftelijk instemmen met dit prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV wanneer de gewezen partner recht had behouden op een deel van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak.

Zonder de schriftelijke instemming van de instemmingsgerechtigde (gewezen) partner was het prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB (tekst 2019), niet mogelijk. De instemming blijkt uit het ondertekenen van het informatieformulier door de instemmingsgerechtigde (gewezen) partner.

Vanaf 1 januari 2020 is het fiscaal niet meer mogelijk om het in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioen aanspraak gedeeltelijk prijs te geven, af te kopen of om te zetten in een ODV. Voor de situatie waarbij de vereiste medeondertekening door een (gewezen) partner ontbreekt, is in het besluit van 31 maart 2020, nr. 2020-845 een goedkeuring opgenomen. Onder voorwaarden stelt de inspecteur de dga in de gelegenheid dit te herstellen.

Vraag

Wie was instemmingsgerechtigde partner dan wel instemmingsgerechtigde gewezen partner in de zin van artikel 38n, vierde lid, Wet LB (tekst 2019)?

Antwoord

Instemmingsgerechtigde partner

De instemmingsgerechtigde partner van de DGA als bedoeld in artikel 38n, vierde lid, Wet LB (tekst 2019) was de echtgenoot of geregistreerde partner van de DGA dan wel de partner in de zin van de tussen de DGA en zijn BV gesloten pensioenovereenkomst. Voldeed de partner van de DGA aan deze definitie dan was prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV van de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak als bedoeld in artikel 38n, tweede lid, Wet LB (tekst 2019) slechts mogelijk indien de partner daarmee instemde. In dat geval moest de partner het bij de Belastingdienst in te dienen informatieformulier mede ondertekenen.

In artikel 38n, vierde lid, Wet LB (tekst 2019) werd voor de invulling van het begrip ‘partner’ verwezen naar artikel 1 PW. Volgens artikel 1 PW wordt onder een partner verstaan: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de pensioenovereenkomst. Het voorgaande had tot gevolg dat echtgenoten en geregistreerde partners van DGA’s instemmingsgerechtigd waren ingeval van het fiscaal gefacilieerd prijsgeven in verband met de afkoop of omzetting in een ODV van een in eigen beheer verzekerd pensioen. De instemming van een niet geregistreerde partner was slechts vereist indien deze partner voldeed aan de definitie van partner in de tussen de DGA en zijn vennootschap gesloten pensioenovereenkomst.

In de Memorie van toelichting (kamerstukken 34 555, nr. 3, p. 9) is hierover het volgende opgemerkt:
Het wetsvoorstel voorziet in de voorwaarde dat die partner uitdrukkelijk moet instemmen met de door de dga beoogde beëindiging van het PEB. Met deze voorwaarde worden primair de rechten van de partner beschermd terwijl tegelijkertijd wordt zeker gesteld dat de partner zich bewust is van de gevolgen van het afstempelen van de pensioenaanspraak, gevolgd door een afkoop of een omzetting in een oudedagsverplichting. Voor het partnerpensioen is in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding reeds geregeld dat een dga hierover geen afspraken kan maken zonder toestemming van de partner. Voor het ouderdomspensioen is een dergelijke wettelijke bepaling er echter niet. Om die reden wordt voorgesteld een dergelijke voorwaarde nu in de wet op te nemen.

Ingeval een niet gehuwde en niet geregistreerde partner van de DGA evenwel geen recht had op (een deel van) de in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak, was de schriftelijke instemming van deze partner niet vereist. Dit is als volgt bevestigd in de Nota naar aanleiding van het verslag (kamerstukken 34 662, nr. 5, p. 9):
De leden van de fractie van het CDA vragen welke partner(s) mee moet(en) tekenen op het zogenoemde informatieformulier en hoe eenvoudig het is om deze partners op te sporen en te laten tekenen. De partner en de eventuele ex-partner(s) die nog steeds recht hebben op een deel van de aanspraak moeten het informatieformulier tekenen. … Familieleden, vrienden en relaties waarvoor geen pensioentoezegging is gedaan, dan wel geen recht op (partner)pensioen meer bestaat, hoeven dan ook niet mee te tekenen.

Instemmingsgerechtigde gewezen partner

De instemmingsgerechtigde gewezen partner van de DGA was degene die (na scheiding, verbreking van geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van pensioenovereenkomst) gerechtigd was tot (een deel van) het in eigen beheer verzekerde pensioen.

In de tweede volzin van artikel 38n, vierde lid, Wet LB (tekst 2019) was bepaald dat een schriftelijke instemming van een eventuele gewezen partner voor het prijsgeven, afkopen of omzetten in een ODV als bedoeld in het tweede lid van dat artikel (tekst 2019) slechts vereist was wanneer de gewezen partner recht had behouden op een deel van de pensioenaanspraak. In de artikelsgewijze toelichting (kamerstukken 34 555, nr. 3, p. 34) is dit nog verder verduidelijkt:
Ingeval de werknemer of gewezen werknemer een partner als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet heeft, mag op grond van het vierde lid van genoemd artikel 38n het pensioen in eigen beheer alleen fiscaal geruisloos worden afgestempeld en vervolgens worden afgekocht dan wel omgezet in een oudedagsverplichting met schriftelijke instemming van die partner. Hetzelfde geldt indien de (gewezen) werknemer een gewezen partner heeft die recht heeft gehouden op een deel van het pensioen in eigen beheer in de vorm van een partnerpensioen of een afgeleid recht op een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) werknemer.

Let op!  Let op!

Als de DGA een partner had en één of meerdere ex-partners met recht op een deel van het in eigen beheer verzekerde pensioen, moest voor elk van hen een apart informatieformulier worden ingevuld en opgestuurd. Voor meer informatie over het informatieformulier zie het (vervallen) Vraag & Antwoord 17-023.

Deel deze pagina

Op deze pagina