Vervallen V&A 20-008 ODV-uitkeringsrecht erfgenaam aanwenden voor een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente, die uitkeert aan die erfgenaam zelf d.d. 231120
Vervallen
Deze versie van het Vraag & Antwoord is vervangen door Vraag & Antwoord 20-008 d.d. 20 mei 2022.
Inleiding
De fiscale voorwaarden voor de uitvoering van een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV) zijn opgenomen in artikel 38p van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat voor zover de ODV niet is aangewend voor de verkrijging van een lijfrente, een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001 (lijfrenteproduct), de ODV in een periode van twintig jaar in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar wordt uitgekeerd.
In het tweede en derde lid van artikel 38p Wet LB is geregeld, wat er met de ODV moet gebeuren wanneer de ODV-gerechtigde overlijdt.
Als de ODV-gerechtigde overlijdt voordat de ODV-termijnen zijn ingegaan, gaat het recht op de ODV-termijnen over op de erfgenamen (natuurlijke personen) van de ODV-gerechtigde. De uitkeringen van de ODV-termijnen moeten in dat geval ingaan binnen twaalf maanden na het overlijden (artikel 38p, tweede lid, onderdeel b, Wet LB).
Als de ODV-gerechtigde overlijdt terwijl de ODV-termijnen al zijn ingegaan, gaat het recht op de resterende ODV-termijnen over op de erfgenamen (natuurlijke personen) van de ODV-gerechtigde (artikel 38p, derde lid, Wet LB).
Vraag
Na het overlijden van een ODV-gerechtigde is het recht op de ODV-termijnen overgegaan op de erfgenaam.
Kan de erfgenaam het geërfde recht op de ODV-termijnen aanwenden voor het verkrijgen van een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente die uitkeert aan hemzelf?
Antwoord
Nee, volgens de voorwaarden van artikel 38p Wet LB kan de erfgenaam het geërfde ODV-recht niet aanwenden voor het verkrijgen van een direct ingaande tijdelijke nabestaandenlijfrente die uitkeert aan hemzelf.
De ODV kan volgens artikel 38p, eerste lid, Wet LB alleen worden aangewend voor het verkrijgen van een lijfrenteproduct in de zin van artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001. Een tijdelijke nabestaandenlijfrente die direct ingaat en aan de erfgenaam zelf uitkeert, voldoet niet aan deze wettelijke bepalingen. Een nabestaandenlijfrente gaat immers in na het overlijden van de belastingplichtige of de (gewezen) partner van de belastingplichtige die de lijfrente heeft afgesloten. En daar is in de omschreven situatie geen sprake van.
Uiteraard kan de erfgenaam het geërfde ODV-recht aanwenden voor een ander lijfrenteproduct, dat wel voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001. Op www.belastingdienst.nl is meer informatie opgenomen over de voorwaarden die aan zo’n lijfrenteproduct zijn gesteld.