Vervallen V&A 20-011 Levenslooptegoed onbelast omzetten in verlofsparen is niet mogelijk d.d. 011121
Publicatiedatum 01-11-2021
Vervallen
Dit V&A is vervallen omdat het overgangsrecht voor levensloopregelingen per 1 januari 2022 is geëindigd.
Dit V&A 20-011 behandelt de vraag of het mogelijk is om het levenslooptegoed dat nog niet als loon in aanmerking is genomen of is omgezet in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling, zonder belastingheffing om te zetten in een aanspraak op (spaar)verlof.
Inleiding
Op 1 januari 2022 komt een einde aan het overgangsrecht voor levensloopregelingen. Om de afwikkeling van de levensloopregelingen goed te laten verlopen is vanaf 1 januari 2021 in artikel 39d, vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) een fictief genietingsmoment opgenomen op 1 november 2021.
Tot en met 31 oktober 2021 blijft de huidige mogelijkheid bestaan om de waarde van de levensloopaanspraak op te nemen door middel van het op verzoek geheel of gedeeltelijk via de (ex-)werkgever laten uitbetalen van de waarde van de levensloopaanspraak of om te zetten in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling
Op 1 november 2021 wordt de nog niet eerder belaste of in een pensioenaanspraak omgezette levensloopaanspraak belast als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Indien de betreffende (gewezen) werknemer aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, wordt de levensloopaanspraak belast als loon uit vroegere dienstbetrekking.
Vraag
Een werknemer heeft in 2021 nog een tegoed ingevolge een levensloopregeling. Hij wil dit tegoed onbelast aanwenden voor de aankoop van extra verlof. Is dat mogelijk?
Antwoord
Nee. Omzetten van de aanspraak op levensloopverlof in een aanspraak op extra verlof leidt tot heffing (zie artikel 19g, zesde lid, onderdeel a, en het negende lid, Wet LB (tekst 2011)). De aanspraak op levensloopverlof wordt op dat moment geheel tot het loon gerekend. Ook als een werknemer met zijn werkgever afspreekt dat de werkgever zijn levenslooptegoed niet als zodanig aan hem uitbetaalt, is zijn levensloopaanspraak uiterlijk op 1 november 2021 fiscaal genoten. Hierop heeft de wetgever alleen een uitzondering gemaakt voor het geval de werknemer binnen de wettelijke grenzen zijn aanspraak ingevolge een levensloopregeling voor 1 november 2021 omzet in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling.
Toelichting
Per 1 januari 2012 is de fiscale levensloopregeling komen te vervallen. Voor werknemers die op 31 december 2011 een levensloopaanspraak hadden, waarvan de waarde in het economische verkeer op die datum € 3.000 of meer bedroeg geldt overgangsrecht. Dit overgangsrecht voor levensloopregelingen eindigt met ingang van 1 januari 2022. Om de afwikkeling van de levensloopregelingen goed te laten verlopen is vanaf 1 januari 2021 in artikel 39d, vierde lid, Wet LB een fictief genietingsmoment opgenomen op 1 november 2021.
Tot en met 31 oktober 2021 blijft de mogelijkheid bestaan om de waarde van de levensloopaanspraak op te nemen door middel van het op verzoek geheel of gedeeltelijk via de (ex-)werkgever laten uitbetalen van de waarde van de levensloopaanspraak.
Met toepassing van artikel 19g, zevende lid, Wet LB (tekst 2011) kan een aanspraak ingevolge een levensloopregeling nog tot en met 31 oktober 2021 worden omgezet in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling die na de omzetting nog blijft binnen de in of krachtens hoofdstuk IIB van de Wet LB gestelde begrenzingen.
Indien op 1 november 2021 een niet eerder belaste levensloopaanspraak aanwezig is, wordt de waarde in het economische verkeer van deze aanspraak op dat moment in beginsel als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in de loonheffing betrokken. Indien de betreffende (gewezen) werknemer aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, wordt de aanspraak echter aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking.
Let op!
Volgens het per 1 januari 2021 aangepaste overgangsrecht voor levensloopregelingen is op 1 november 2021 de waarde in het economisch verkeer van de nog aanwezige levensloopaanspraak, zonder toepassing van de standaardloonheffingskorting, aangemerkt als loon uit tegenwoordige arbeid van de (gewezen) werknemer. Indien de (gewezen) werknemer op 1 januari 2021 61 jaar of ouder was, is de aanspraak echter aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. De uitvoerder van de levensloopregeling is ter zake van dat loon aangewezen als inhoudingsplichtige.
Nu levensloopaanspraken conform het bovenstaande zijn aangemerkt als loon, is het overgangsrecht van artikel 39d Wet LB, en daarmee de inhoud van dit V&A, feitelijk niet meer relevant. Formeel vervalt artikel 39d Wet LB per 1 januari 2022 (zie artikel VIIb van het Belastingplan 2012). Per die datum zal dit V&A ook vervallen.