Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 23-011  Bijspaarruimte in een WTP-pensioenregeling

Dit V&A 23-011 behandelt de vraag hoe de bijspaarruimte kan worden vastgesteld in een pensioenregeling waarop het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen van toepassing is.

Inleiding

Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (WTP) inwerking getreden. Op grond van artikel 18a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) mag de premie voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum per dienstjaar maximaal gelijk zijn aan de in die bepaling genoemde fiscaal maximale premieruimte (30% van de pensioengrondslag, percentage 1 juli 2023). Als de pensioenregeling voorziet in een premie die lager is dan de fiscaal maximale premieruimte, kan in de regeling de mogelijkheid worden opgenomen dat de werknemer bijspaart. In artikel 38s Wet LB is bepaald dat wanneer de pensioenregeling voorziet in een compensatie, als bedoeld in artikel 150f Pensioenwet (PW) of artikel 145e van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb), de fiscaal maximale premieruimte wordt verhoogd met 3%.

Vraag

Hoe kan de bijspaarruimte worden vastgesteld in een pensioenregeling waarop het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP van toepassing is? En maakt het daarbij nog uit of de pensioenregeling een compensatieregeling kent?

Antwoord

Hieronder wordt uitgewerkt hoe de bijspaarruimte kan worden vastgesteld in een pensioenregeling waarop het nieuwe fiscale pensioenkader van de WTP van toepassing is. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een pensioenregeling zonder en met een compensatieregeling.

De wijze waarop de bijspaarruimte moet worden vastgesteld, wordt uitgewerkt aan de hand van een aantal voorbeelden. Hierbij wordt er steeds van uitgegaan dat de mogelijkheid tot bijsparen in de pensioenregeling is opgenomen en dat de pensioengrondslag in de pensioenregeling gelijk is aan het volledige pensioengevend loon van de werknemer verminderd met het in artikel 18a, derde lid, Wet LB genoemde bedrag van de AOW-franchise. Verder wordt in de voorbeelden steeds uitgegaan van de fiscaal maximale premieruimte zoals deze op 1 juli 2023 in de Wet LB is opgenomen.

Pensioenregeling zonder compensatieregeling

De bijspaarruimte is gelijk aan de fiscaal maximale premieruimte van artikel 18a, eerste lid, Wet LB, verminderd met de in de pensioenregeling benutte premieruimte voor een ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum.

Voorbeeld 1

De pensioenregeling van een werknemer voorziet in een premiepercentage voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum van 24% van de pensioengrondslag. De fiscaal maximale premieruimte bedraagt 30%. De bijspaarruimte van de werknemer met betrekking tot een verstreken dienstjaar is dan 6% (30% - 24%) van de pensioengrondslag.

Pensioenregeling met compensatieregeling

Ingeval van een pensioenregeling met compensatieregeling in de zin van artikel 150f PW of artikel 145e Wvb moet voor het bepalen van de bijspaarruimte rekening worden gehouden met de compensatiepremie die per werknemer wordt ingelegd. Als de fiscaal maximale premieruimte niet volledig wordt benut, kan per werknemer een hogere compensatiepremie worden ingelegd dan 3%. Het deel van de fiscaal maximale premieruimte dat wordt aangewend voor een hogere compensatiepremie verlaagt wel de bijspaarruimte. De bijspaarruimte is in dat geval gelijk aan de fiscaal maximale premieruimte verminderd met de in de pensioenregeling benutte premieruimte voor het ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum en verminderd met het deel van de fiscaal maximale premieruimte dat per werknemer is gebruikt voor de compensatiepremie (zie ook Memorie van Toelichting WTP, kamerstukken 36067, nr. 3, p. 291 en p. 441/442) .

Voorbeeld 2

In een pensioenregeling is een premiepercentage voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum opgenomen van 24% van de pensioengrondslag. Volgens de pensioenregeling bedraagt de per werknemer in te leggen compensatiepremie 7% van de pensioengrondslag. De per werknemer in te leggen compensatiepremie van de pensioenregeling is dus 4% (7% - 3%) hoger dan de op grond van artikel 38s Wet LB toegestane verhoging van de fiscaal maximale premieruimte van artikel 18a, eerste lid, Wet LB. Hierdoor wordt in enig jaar dus 4% van de premieruimte van 30% gebruikt voor de compensatiepremie. De bijspaarruimte met betrekking tot dat jaar is dan 2% [30% – (24% + 4%)] van de pensioengrondslag.

Als de fiscaal maximale ruimte voor compensatiepremie van 3% per werknemer niet volledig wordt gebruikt, is het niet mogelijk om de niet benutte ruimte voor compensatiepremie toe te voegen aan de fiscaal maximale premieruimte. De premie voor ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum mag nooit meer bedragen dan het percentage als bedoeld in artikel 18a, eerste lid, Wet LB (zie artikel 38s, eerste lid, tweede volzin, Wet LB).

Voorbeeld 3

In een pensioenregeling is een premiepercentage voor het ouderdomspensioen en het partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum opgenomen van 24% van de pensioengrondslag. De per werknemer in te leggen compensatiepremie van de pensioenregeling bedraagt 2%. In de pensioenregeling wordt de 3% ruimte voor compensatiepremie (artikel 38s Wet LB) dus niet volledig benut. De fiscaal maximale premieruimte bedraagt 30%. De bijspaarruimte met betrekking tot een verstreken dienstjaar is dan 6% (30% – 24%) van de pensioengrondslag.

De aan een werknemer toebedeelde compensatie heeft geen invloed op zijn bijspaarruimte (zie ook Memorie van Toelichting WTP, kamerstukken 36067, nr. 3, p. 142/143, p. 291 en p. 441/442 en Memorie van Antwoord Wet toekomst pensioenen, kamerstukken 36067, nr. H, p. 3).

Voorbeeld 4

Aan de werknemer uit voorbeeld 2 wordt een compensatie toebedeeld van 12%. Voor het bepalen van de bijspaarruimte is dit niet relevant, omdat er geen sprake is van een in te leggen premie maar van een toebedeelde compensatie. Deze werknemer kan nog 2% van de pensioengrondslag bijsparen.

Let op!  Let op!

Als een werknemer gebruik maakt van de bijspaarruimte in de pensioenregeling, kan dit gevolgen hebben voor de fiscale ruimte voor de aftrek van lijfrentepremies. Kijk voor meer informatie over de fiscale ruimte voor de aftrek van lijfrentepremies op www.belastingdienst.nl.

Deel deze pagina

Op deze pagina