Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 24-004 Gevolgen toekennen extra verlofspaaruren voor pensioengevend loon

Dit V&A behandelt de vraag of het pensioengevend loon wijzigt wanneer een werkgever na een wijziging van de voorwaarden van de verlofspaarregeling extra verlofspaaruren toekent.

Vraag

Een verlofspaarregeling biedt werknemers de mogelijkheid om extra verlofuren  te kopen. In 2024 past de werkgever de grondslag van de waarde van een verlofspaaruur aan. Hierdoor hebben werknemers die in het verleden extra verlofspaaruren hebben gekocht meer betaald voor een verlofspaaruur dan dat zij in 2024 verschuldigd zouden zijn geweest.
De werkgever is van plan om de betreffende werknemers eenmalig te compenseren door het toekennen van extra verlofspaaruren in 2024. De werknemers kopen dit verlof niet zelf, maar het is de werkgever die de extra verlofspaaruren toevoegt aan het saldo van de verlofspaarregeling. De werkgever biedt de werknemers niet de mogelijkheid om een compensatie in geld te ontvangen.

Kan deze eenmalige toekenning van extra verlofspaaruren door de werkgever gevolgen hebben voor het pensioengevend loon, bijvoorbeeld als de betreffende werknemer zelf al 10% van de geldende arbeidsduur aan extra verlofspaaruren heeft ingekocht?

Antwoord

Ja, deze eenmalige toekenning van extra verlofspaaruren door de werkgever kan gevolgen hebben voor het pensioengevend loon. De toekenning van extra verlofspaaruren leidt in ieder geval niet tot een daling van het pensioengevende loon. Wel kan er sprake zijn van een stijging van het pensioengevende loon.

Daling pensioengevend loon

In een verlofspaarregeling ruilt de werknemer beloningsbestanddelen. Onder het regime van de werkkostenregeling leidt dit in het algemeen niet tot een aanpassing van het pensioengevend loon. Vergoedingen en verstrekkingen behoren dan als eindheffingsbestanddelen tot het pensioengevend loon. Dit is slechts anders als de bestanddelen niet geïndividualiseerd zijn en in geval van een bijzondere vorm van ruil, namelijk die waarbij de werknemer loon ruilt tegen extra vrije dagen. In zo’n geval leidt de ruil in beginsel wel tot een verlaging van het pensioengevend loon.

Volgens artikel 10b, eerste lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB), kunnen loonbestanddelen die worden geruild tegen een vermindering van de arbeidstijd tot een maximum van 10% van de overeengekomen arbeidsduur onder voorwaarden echter wel tot het pensioengevend loon worden gerekend.

De in artikel 10b, eerste lid, onderdeel c, UBLB gestelde voorwaarden zijn:

  1. De mogelijkheid van deze ruil is schriftelijk vastgelegd in een regeling waaraan ten minste driekwart van de werknemers kan deelnemen die behoren tot een organisatorische of functionele eenheid van de inhoudingsplichtige;
  2. Het betreft een regeling waarbij de verlaging van het loon tijdelijk is; en
  3. De werknemer heeft ten minste één keer per jaar de keuze om de samenstelling van zijn loon te wijzigen.

De maximale vermindering van de arbeidstijd van 10% van de overeengekomen arbeidsduur ziet uitsluitend op de verlofuren die een werknemer zelf aankoopt. De verlofuren die de werkgever ter compensatie aan de werknemer toekent, tellen niet mee voor die beoordeling, ook niet als de werknemer zelf in het kalenderjaar het maximale aantal verlofspaaruren (10% van de overeengekomen arbeidsduur) aankoopt.

Stijging pensioengevend loon

Op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 1°, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) behoren aanspraken op verlof niet tot het loon voor zover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week gerekend over een periode van 100 weken.

Als de totale verlofaanspraken van de werknemer al (bijna) het maximum van 100 weken hebben bereikt, kan de toekenning van de extra verlofspaaruren door de werkgever er wel toe leiden dat dit maximum wordt overschreden. Op grond van artikel 11, derde lid, Wet LB wordt het deel van de verlofuren dat uitkomt boven het genoemde maximum van 100 weken, aan het einde van het kalenderjaar geacht te zijn genoten. Afhankelijk van de omschrijving van het begrip “pensioengevend loon” in de pensioenregeling van de werknemer kan dit deel dan ook tot het pensioengevende loon behoren, waardoor het pensioengevend loon stijgt. Uiteraard moet hierbij wel het maximum pensioengevend loon van artikel 18ga, eerste lid, Wet LB in acht worden genomen.

Een antwoord van vergelijkbare strekking is op 18 april 2023 gepubliceerd door de kennisgroep cao op de website met standpunten van de kennisgroepen van de Belastingdienst met kenmerk KENNISGROEP:204:2023:4 Toekennen extra IKB-verlofuren.

Deel deze pagina

Op deze pagina