Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 25-001 Vaste indexatie ingegaan partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en wezenpensioen

Dit V&A 25-001 behandelt de vraag op welke wijze vaste indexatie van een ingegaan partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en een ingegaan wezenpensioen onder de werking van de WTP kan worden vormgegeven.

Inleiding

Op grond van artikel 18d, zesde lid van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB)  kunnen een ingegaan partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en een ingegaan wezenpensioen, de maxima van resp. de artikelen 18b en 18c Wet LB overstijgen voor zover dat het gevolg is van het aanpassen van het pensioen aan loon- of prijsontwikkelingen (indexatie).

Vraag

Op welke wijze kan een vaste indexatie van een ingegaan partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en een ingegaan wezenpensioen vormgegeven worden?

Antwoord

Algemeen

Het toezeggen van een vaste indexatie is alleen toegestaan als deze vaste indexatie een redelijke benadering is van de loon- of prijsindexatie over een reeks van toekomstige jaren. Een vaste indexatie kan dus alleen worden toegezegd over een reeks van jaren en kan alleen worden toegezegd voor toekomstige jaren. Uit een lange reeks inflatiecijfers over de jaren heen is af te leiden dat een vaste indexatie niet hoger kan zijn dan 3%.

Daarnaast geldt nog het volgende:

  • Een vaste indexatie kan alleen dienen als maatstaf voor de bepaling van een inhaalindexatie over vroegere jaren, indien die vaste indexatie in de periode waarover inhaal plaatsvindt al in de pensioenregeling was opgenomen als (nagestreefde) indexatie;
  • Een vaste indexatie kan niet eenmalig of over enige (toekomstige) jaren worden toegezegd om bijvoorbeeld een overschot, liquidatiesaldo of indexatiedepot van een pensioenfonds of pensioenpolis te verdelen.


(On)Voorwaardelijke indexatie

Een vaste indexatie kan voorwaardelijk of onvoorwaardelijk zijn.  Een voorwaardelijke vaste indexatie is mogelijk onder de voorwaarde dat de vaste indexatie alleen wordt verstrekt als de financiële middelen van een pensioenuitvoerder daarvoor voldoende zijn.

Een voorwaardelijke vaste indexatie die niet alleen afhankelijk is van de beschikbare financiële middelen, maar ook nog van (een) andere voorwaarde(n) is fiscaal niet toegestaan. Een voorbeeld van een andere voorwaarde is een daartoe strekkend afzonderlijk besluit van de werkgever of het pensioenfondsbestuur. Een (vaste) indexatie die afhankelijk is van een daartoe strekkend besluit van de werkgever of het pensioenfondsbestuur, wordt feitelijk jaarlijks vastgesteld. Daarom is deze fiscaal gemaximeerd tot de daadwerkelijk opgetreden loon- of prijsontwikkeling.

Let op!  Let op!

Onder de werking van de WTP is het alleen mogelijk om de uitkeringen van een ingegaan partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en een ingegaan wezenpensioen te indexeren als sprake is van vastgestelde uitkeringen. Ingeval van variabele uitkeringen van een ingegaan partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum en een ingegaan wezenpensioen is het niet mogelijk om de uitkeringen te indexeren (voetnoot 1). Een dergelijke variabele uitkering wordt verhoogd als dit het gevolg is van financiële meevallers in de beleggingen, de ontwikkeling van de levensverwachting of het sterfteresultaat.

Voetnoten

(Voetnoot 1, terug naar de tekst) Zie de definitie van het begrip ‘toeslag’ in artikel 1 van de Pensioenwet en de Memorie van Toelichting van de Wet toekomst pensioenen, kamerstukken 36067 nr. 3, p. 355/356.

Deel deze pagina