V&A 25-008 Voorlopige bedragen AOW-franchises, AOW-bedragen artikel 10aa UBLB en maximum pensioengevend loon per 1 januari 2026
Publicatiedatum 09-12-2025
In dit V&A 25-008 zijn de voorlopige bedragen opgenomen van de voor 2026 geldende AOW-franchises, AOW-bedragen van artikel 10aa UBLB en het maximum pensioengevend loon. Voor alle bedragen geldt het voorbehoud van de definitieve vaststelling van de bedragen in of op basis van wet- en regelgeving.
Inleiding
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 5 december 2026 de ‘Rekenregels per 1 januari 2026’ gepubliceerd. In Bijlage 5 bij de rekenregels zijn de bedragen van de AOW-uitkeringen per 1 januari 2026 opgenomen.
Op basis van de AOW-uitkeringen van Bijlage 5 zijn de voorlopige vanaf 1 januari 2026 geldende AOW-franchises, AOW-bedragen van artikel 10aa van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) en het maximum pensioengevend loon berekend.
Hierna zijn in onderdeel 1 de voorlopige bedragen vermeld voor pensioenregelingen die voldoen aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). In onderdeel 2 zijn de voorlopige bedragen vermeld voor de op 30 juni 2023 bestaande pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). In onderdeel 3 is het voorlopige bedrag vermeld van het maximum pensioengevend loon.
Voor alle voorlopige bedragen geldt uitdrukkelijk het voorbehoud van de definitieve vaststelling in of op basis van wet- en regelgeving.
1. Pensioenregelingen Wtp
De hierna opgenomen bedragen gelden voor pensioenregelingen die voldoen aan hoofdstuk IIB van de Wet LB zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Wtp per 1 juli 2023.
a. Voorlopige AOW-franchise artikel 18a, derde lid, Wet LB
De AOW-franchise van artikel 18a, derde lid, Wet LB per 1 januari 2026 is voorlopig vastgesteld op € 19.172. Dit bedrag is berekend door de per 1 januari 2026 geldende AOW-uitkering (incl. vakantietoeslag) voor gehuwde personen zonder toeslag te vermenigvuldigen met de factor 100/75.
Deze AOW-franchise geldt voor pensioenregelingen die voldoen aan hoofdstuk IIB van de Wet LB zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Wtp per 1 juli 2023.
Voor bovenvermelde AOW-franchise voor 2026 geldt nog wel het voorbehoud van de definitieve vaststelling van de AOW-uitkering.
b. Voorlopige AOW-franchises artikel 10aa UBLB per 1 januari 2026
AOW-franchise artikel 10aa, eerste lid, UBLB
| Indien voor de toepassing van artikel 18a, eerste lid, van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, derde lid, van de wet bedoelde bedrag vervangen door | |
| meer dan | maar niet meer dan | |
| – | 27,216% | € 15.308 |
| 27,216% | 28,608% | € 17.283 |
AOW-franchise artikel 10aa, tweede lid, UBLB
| Indien de belastingplichtige bij het einde van het kalenderjaar | en voor de toepassing van artikel 38r, eerste lid, van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, derde lid, van de wet bedoelde bedrag vervangen door |
| niet meer dan | € 15.308 | |
| 15 jaar of ouder, doch jonger dan 20 jaar is | 17,2% | |
| 20 jaar of ouder, doch jonger dan 25 jaar is | 18,0% | |
| 25 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is | 19,1% | |
| 30 jaar of ouder, doch jonger dan 35 jaar is | 20,5% | |
| 35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is | 22,1% | |
| 40 jaar of ouder, doch jonger dan 45 jaar is | 24,0% | |
| 45 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is | 25,9% | |
| 50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is | 28,1% | |
| 55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is | 30,7% | |
| 60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is | 33,6% | |
| 65 jaar of ouder is | 36,3% |
AOW-franchise artikel 10aa, derde lid, UBLB
| Indien de belastingplichtige bij het einde van het kalenderjaar | en voor de toepassing van artikel 38r, eerste lid van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, derde lid, bedoelde bedrag vervangen door | |
| meer dan | maar niet meer dan | € 17.283 | |
| 15 jaar of ouder, doch jonger dan 20 jaar is | 17,2% | 18,1% | |
| 20 jaar of ouder, doch jonger dan 25 jaar is | 18,0% | 18,9% | |
| 25 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is | 19,1% | 20,0% | |
| 30 jaar of ouder, doch jonger dan 35 jaar is | 20,5% | 21,6% | |
| 35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is | 22,1% | 23,3% | |
| 40 jaar of ouder, doch jonger dan 45 jaar is | 24,0% | 25,2% | |
| 45 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is | 25,9% | 27,3% | |
| 50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is | 28,1% | 29,6% | |
| 55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is | 30,7% | 32,2% | |
| 60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is | 33,6% | 35,3% | |
| 65 jaar of ouder is | 36,3% | 38,1% | |
Voor bovenvermelde voorlopige AOW-franchises van artikel 10aa UBLB voor 2026 geldt nog wel het voorbehoud van de definitieve vaststelling van de bedragen in artikel 10aa UBLB.
2. Pensioenregelingen onder overgangsrecht artikel 38q Wet LB
De hierna opgenomen bedragen gelden voor de op 30 juni 2023 bestaande pensioenregelingen waarop het overgangsrecht van artikel 38q Wet LB van toepassing is.
a. Voorlopige AOW-franchises van artikel 18a, zevende lid, Wet LB (tekst 30 juni 2023) per 1 januari 2026
| Enkelvoudig gehuwd | Gehuwd met maximale toeslag | Ongehuwd | |||
| Middel-loon | Eind-loon | Middel-loon | Eind-loon | Middel-loon | Eind-loon |
| 19.172 | 21.694 | 38.344 | 43.388 | 27.906 | 31.578 |
Deze AOW-franchises gelden voor pensioenregelingen onder de werking van het overgangsrecht van artikel 38q Wet LB.
Voor bovenvermelde AOW-franchises voor 2026 geldt nog wel het voorbehoud van de definitieve vaststelling van de AOW-uitkeringen.
b. Voorlopige AOW-bedragen van artikel 10aa UBLB (tekst 30 juni 2023) per 1 januari 2026
| Middelloon | Eindloon | ||||
|---|---|---|---|---|---|
| Indien bij een middelloonstelsel bij de toepassing van artikel 18a van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, zevende lid, onderdeel a, eerste volzin, bedoelde bedrag vervangen door 75% van | Indien bij een eindloonstelsel bij de toepassing van artikel 18a van de wet een percentage per dienstjaar wordt toegepast van | wordt het in artikel 18a, zevende lid, onderdeel a, eerste volzin, bedoelde bedrag vervangen door 66,28% van | ||
| meer dan | maar niet meer dan | meer dan | maar niet meer dan | ||
| - | 1,701% | 15.308 | - | 1,483% | 17.321 |
| 1,701% | 1,788% | 17.283 | 1,483% | 1,570% | 19.554 |
Deze AOW-bedragen gelden voor pensioenregelingen onder de werking van het overgangsrecht van artikel 38q Wet LB.
Voor bovenvermelde voorlopige AOW-bedragen van artikel 10aa UBLB voor 2026 geldt nog wel het voorbehoud van de definitieve vaststelling van de bedragen in artikel 10aa UBLB.
3. Voorlopig bedrag maximum pensioengevend loon artikel 18ga Wet LB per 1 januari 2026
Het maximum pensioengevend loon van artikel 18ga Wet LB per 1 januari 2026 is voorlopig vastgesteld op € 137.800 (voetnoot1).
Dit maximum pensioengevend loon van artikel 18ga Wet LB geldt zowel voor pensioenregelingen die voldoen aan hoofdstuk IIB zoals dat luidt na de inwerkingtreding van de Wtp als voor pensioenregelingen onder de werking van het overgangsrecht van artikel 38q Wet LB.
Voetnoten
(Voetnoot1, terug naar tekst) In artikel LVIIIA van het Belastingplan 2025 is geregeld dat het maximum pensioengevend loon van artikel 18ga Wet LB in 2025 en 2026 niet wordt aangepast. Het voor 2026 vastgestelde maximum pensioengevend loon is daardoor gelijk aan het in 2024 en 2025 geldende maximum pensioengevend loon.