V&A 05-008 Drukkende bedragen voor een regeling voor vervroegde uittreding en de periode waarin bedragen door een derde kunnen worden voldaan
Publicatiedatum 27-06-2016
Dit V&A 05-008 behandelt de vraag wanneer de periode van een jaar aanvangt waarbinnen een inhoudingsplichtige aannemelijk kan maken dat een uitkering, een bijdrage of een premie voor een regeling voor vervroegde uittreding niet op hem drukt omdat die bedragen door derden voldaan zullen worden.
Vraag
In artikel 32ba, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is bepaald dat een uitkering, een bijdrage of een premie niet drukt op een inhoudingsplichtige voor zover bedragen zijn ingehouden van werknemers of door andere inhoudingsplichtigen zijn betaald. In artikel 8.6, tweede lid van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 is bepaald dat een uitkering, een bijdrage of een premie ook niet drukt op een inhoudingsplichtige indien de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat hij binnen een jaar bedragen van werknemers gaat inhouden of van andere inhoudingsplichtigen bijdragen of premies voldaan gaat krijgen.
Wanneer vangt deze periode van een jaar aan?
Antwoord
De periode van een jaar waarin bedragen van werknemers ingehouden moeten worden of door andere inhoudingsplichtigen bijdragen of premies moeten worden voldaan, vangt aan op het tijdstip waarop een uitkering of een bijdrage of een premie door de inhoudingsplichtige is betaald of verrekend, ter beschikking is gesteld of rentedragend is geworden (artikel 32ba, tweede lid, Wet LB).
Voor de situatie dat achteraf blijkt dat binnen een jaar geen bedragen van werknemers zijn ingehouden of van een derde zijn ontvangen, wordt verwezen naar Vraag en Antwoord 05/056.