Vervallen V&A 05-028 Tijdstip schriftelijke verklaring werknemer over aanwezigheid en omvang van andere levenslooptegoeden d.d. 180913
Vervallen
Deze versie van het V&A is vervangen door V&A 05-028 d.d. 1 november 2021.
Dit V&A 05-028 behandelt de vraag of er een uiterste termijn geldt voor de jaarlijkse verklaring van de werknemer over de bij een andere werkgever opgebouwde levensloopaanspraken.
Vraag
Geldt er een uiterste termijn voor de jaarlijkse verklaring van de werknemer over de bij een andere werkgever opgebouwde levensloopaanspraken?
Antwoord
Bij deelname aan een levensloopregeling moet de werknemer schriftelijk aan de werkgever verklaren of hij nog andere levensloopaanspraken heeft. Als dit het geval is, moet de werknemer elk jaar schriftelijk verklaren wat de omvang van die aanspraken is op 1 januari (artikel 5.1, eerste lid, onderdeel d, Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (tekst 2011)).
Er is geen voorgeschreven termijn waarbinnen deze verklaring moet zijn gedaan. Maar het is in het belang van werkgever en werknemer dat de verklaring wordt gedaan voor de eerste storting in het nieuwe jaar. Als dit niet gebeurt, bestaat de mogelijkheid dat de storting in datzelfde kalenderjaar moet worden teruggedraaid. Als op 1 januari het maximum van de levensloopregeling is bereikt, is het niet mogelijk om in dat jaar nog bedragen te storten in de levensloopregeling.
Let op!
Met ingang van 1 januari 2021 is de tekst van artikel 39d Wet LB aangepast. Op 1 november 2021 wordt de waarde in het economisch verkeer van de dan nog aanwezige levensloopaanspraak, zonder toepassing van de standaardloonheffingskorting, als loon uit tegenwoordige arbeid van de (gewezen) werknemer in de loonheffing betrokken. Indien de betreffende (gewezen) werknemer aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, wordt de aanspraak echter aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. De uitvoerder van de levensloopregeling wordt ter zake van dat loon als inhoudingsplichtige aangemerkt.