Vervallen V&A 05-062 Eenmalige bijdrage werkgever levensloopregeling op datum vervroegd uittreden d.d. 180913
Publicatiedatum 18-09-2013
Vervallen
Dit Vraag & Antwoord is d.d. 17 november 2017 vervallen.
Vraag
Voor de groep werknemers als bedoeld in artikel XIII, onderdeel D, van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (werknemers die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar, maar niet de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt) wordt een regeling overeengekomen. Deze regeling houdt in dat de werkgever op het moment waarop een werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt aan deze werknemer een bijdrage verstrekt in zijn levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964 (tekst 2011) (Wet LB (tekst 2011)). De bijdrage van de werkgever bedraagt 210% van het laatstgenoten loon. Wat zijn de fiscale consequenties van deze regeling?
Antwoord
In dit geval is geen sprake van een fiscaal gefacilieerde levensloopregeling in de zin van artikel 19g van de Wet LB (tekst 2011). De voorwaarden waaronder de werkgeversbijdrage wordt verstrekt, is namelijk in strijd met artikel 19g, zesde lid, onderdeel c, van de Wet LB (tekst 2011). Door deze voorwaarde kunnen de werknemers de voorziening ingevolge de levensloopregeling alleen gebruiken in de periode van drie jaar direct voorafgaande aan het pensioen. Hierdoor is er de facto sprake van een “onder voorwaarden verstrekte bijdrage met betrekking tot het moment van beschikken van de opgenomen voorziening”. Zoals ook uit de toelichting op deze bepaling volgt, is deze bepaling juist bedoeld om te voorkomen dat alleen werkgeversbijdragen worden verstrekt als de werknemer de regeling de facto alleen kan gebruiken voor vervroegde pensionering.
Anders dan een gewone levensloopregeling voldoet deze regeling bovendien aan de in artikel 32ba van de Wet LB opgenomen definitie van een regeling voor vervroegde uittreding, zodat het in dat artikel opgenomen regime op deze regeling van toepassing is. De regeling heeft immers “uitsluitend ten doel om te voorzien in uitkeringen ter overbrugging van de periode tot het ingaan van het pensioen”. Dit betekent dat de inhoudingsplichtige over de op hem drukkende uitkeringen, bijdragen of premies de eindheffing van artikel 32ba verschuldigd is.
Zie ook V&A 11-030 inzake levensloop en de toepassing van artikel 32ba Wet LB