Vervallen V&A 08-055 Omschrijving van het ingangstijdstip van het partnerpensioen in een pensioenregeling d.d. 060116
Publicatiedatum 06-01-2016
Vervallen
Deze versie van het Vraag & Antwoord is vervangen door Vraag & Antwoord 08-055 d.d. 10 november 2017.
Vraag
Het partnerpensioen moet volgens artikel 18b, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) ingaan onmiddellijk na het overlijden van de werknemer of gewezen werknemer dan wel onmiddellijk na beëindiging van een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet.
Kan in de pensioenregeling worden volstaan met het overnemen van deze bepaling, waarbij de definitieve keuze van het ingangstijdstip in de pensioentoezegging wordt opengelaten?
Antwoord
Nee, in de pensioenovereenkomst moet een van beide ingangsmomenten van het partnerpensioen worden opgenomen. De wet biedt beide mogelijkheden, echter het ingangsmoment van het partnerpensioen moet eenduidig vastgelegd zijn. Zowel de verzekeraar van het pensioen als de werknemer en de eventuele nabestaande moeten aan de hand van de pensioenregeling kunnen nagaan wanneer het toegekende partnerpensioen uitgekeerd wordt nadat de werknemer of de gewezen werknemer is overleden.
Indien beide ingangsmomenten in de regeling zijn opgenomen dan bestaat de mogelijkheid dat het partnerpensioen wordt uitgesteld na het overlijden van de (gewezen) werknemer. Het gevolg hiervan is een actuariële herrekening en een daarmee gepaard gaande verhoging van het partnerpensioen. De verhoging van het partnerpensioen kan leiden tot overschrijding van de grenzen van artikel 18b Wet LB, waardoor de regeling onzuiver wordt.
Artikel 18b Wet LB kent geen soortgelijke bepaling als het vijfde lid van artikel 18a Wet LB. In het laatstgenoemde artikellid wordt voor een ouderdomspensioen uitstel mogelijk gemaakt van de in de regeling vastgestelde pensioendatum. Daaraan gekoppeld is een toegestane verhoging van het pensioen tot boven de elders in het artikel genoemde grenzen.
De inhoud van dit Vraag en Antwoord was eerder opgenomen in onderdeel 3 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).