Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen V&A 08-060 Toegestane overschrijding van de 100%-grens door onderlinge ruil van pensioensoorten d.d. 110209

Belangrijk!  Vervallen

Deze versie van het Vraag & Antwoord is vervangen door Vraag & Antwoord 08-060 d.d. 6 januari 2016.

Vraag

In artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB wordt voor het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen overschrijding toegestaan van de maxima van de artikelen 18a, 18b en 18c van de Wet LB, indien dit het gevolg is van een gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van pensioensoorten.

Geeft artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB een limitatieve opsomming van de toegestane ruilmogelijkheden?

Antwoord

Nee, de mogelijkheden en onmogelijkheden van onderlinge ruil van pensioensoorten worden in eerste instantie bepaald door de inhoud van de pensioenregeling. De in de pensioenregeling aangeboden ruilmogelijkheden hoeven zich dus niet te beperken tot de pensioensoorten genoemd in artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB. Zo kunnen opgebouwde rechten uit een overbruggingspensioen worden uitgeruild tegen hogere rechten op ouderdoms-, partner- of wezenpensioen. Dergelijke, niet in artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB genoemde vormen van ruil dienen wel te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De pensioenen blijven na de ruil binnen de grenzen van de artikelen 18a, 18b, 18c, 18e (tekst 2004) en 38a (tekst 2004) van de Wet LB.
  • Rechten die zijn gebaseerd op gestorte (risico)premies voor het verzekeren van het verschil tussen het opgebouwde partnerpensioen en het bereikbare partnerpensioen kunnen niet worden geruild voor hogere pensioenrechten met een opbouwkarakter. Hetzelfde geldt voor rechten die voortvloeien uit gestorte premies voor pensioenen met een risicokarakter zoals het nabestaandenoverbruggingspensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Zie ook Vraag en Antwoord 08-067.
  • De ruil moet blijven binnen de grenzen van artikel 18d, tweede lid, van de Wet LB.
  • Ruil kan niet meer plaatsvinden nadat één van de daarbij betrokken pensioenen is ingegaan.

De inhoud van dit Vraag en Antwoord was eerder opgenomen in onderdeel 8 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).

Deel deze pagina

Op deze pagina