V&A 11-031 Nihilpensioen door variabilisering vóór de AOW-leeftijd
Publicatiedatum 10-11-2017
Dit V&A 11-031 behandelt de vraag of het binnen de fiscale regels mogelijk is dat een ouderdomspensioen na de AOW-leeftijd nihil wordt door in de periode voorafgaand aan de AOW-leeftijd extra ouderdomspensioen uit te keren ter compensatie van het gemis aan AOW-uitkering.
Vraag
Een ouderdomspensioen gaat in vóór het bereiken van de AOW-leeftijd. Men wenst het gemis aan AOW-uitkering maximaal te compenseren door in de periode tot het bereiken van de AOW-leeftijd extra ouderdomspensioen uit te keren. Gevolg daarvan is dat het ouderdomspensioen na de AOW-leeftijd nihil wordt. Is dat mogelijk binnen de fiscale regels?
Antwoord
Ja. Dit is mogelijk binnen de fiscale regels.
In artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) is aangegeven dat het ouderdomspensioen de maxima van artikel 18a Wet LB mag overschrijden ingeval van variatie in de hoogte van de uitkeringen waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie moet op zijn laatst zijn vastgesteld op de pensioeningangsdatum. Het derde lid van artikel 18d, Wet LB geeft hierop een aanvulling voor de periode tussen de ingangsdatum van het ouderdomspensioen en het bereiken van de AOW-leeftijd. In die periode mag bij de berekening van de maximale variatie in de omvang van de uitkeringen volgens het eerste lid buiten aanmerking blijven het gedeelte van de uitkering dat overeenkomt met maximaal tweemaal de AOW-uitkering voor gehuwde personen.
Bij pensioenen van geringe omvang kan het bovenstaande tot gevolg hebben dat de gehele waarde van het pensioen is verbruikt vóór de AOW-leeftijd. Dat is een voorzien en bedoeld gevolg van de wettelijke bepalingen.