Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen V&A 14-012 Aanpassen pensioenregeling aan gewijzigde fiscale pensioenkaders per 1 januari 2015 d.d. 070115

Belangrijk!  Vervallen

Dit Vraag & Antwoord is d.d. 26 oktober 2017 vervallen.

Inleiding

Op 1 januari 2015 zijn de maatregelen van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (kamerstukken 33 610) en Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (kamerstukken 33 847) (hierna: Wet Witteveen 2015) in werking getreden. Hierdoor zijn de fiscale kaders voor pensioenregelingen gewijzigd. Ook bestaande pensioenregelingen moeten met ingang van 1 januari 2015 volledig voldoen aan de gewijzigde fiscale regels.

Vraag

Is het mogelijk om een pensioenregeling ook nog na 1 januari 2015 aan te passen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders?

Antwoord

Pensioenregelingen moeten met ingang van 1 januari 2015 volledig voldoen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders.Indien het niet mogelijk is geweest om een pensioenregeling vóór 1 januari 2015 aan te passen aan de nieuwe fiscale pensioenkaders was het onzuiver worden van de pensioenregeling en het ineens belasten van de opgebouwde pensioenaanspraak te voorkomen door:

  • een tijdig verzoek aan de inspecteur om de regeling te beoordelen als bedoeld in artikel 19c van de Wet LB;
  • een tijdig verzoek tot splitsing van de aanspraken als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet LB;
  • opschorten van de pensioenregeling.

Verzoek als bedoeld in artikel 19c van de Wet LB

Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet Witteveen 2015 is aan de orde geweest of, op welke wijze en onder welke voorwaarden pensioenfondsen en verzekeraars pensioenregelingen ook na 1 januari 2015 nog zouden kunnen aanpassen (zie Memorie van Antwoord Eerste Kamer, kamerstukken 33 847-D, blz. 4 e.v.). Het kabinet heeft daarbij gewezen op de in artikel 19c van de Wet LB opgenomen mogelijkheid om een pensioenregeling ter beoordeling voor te leggen aan de inspecteur. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking of de voorgelegde regeling voldoet aan de daaraan fiscaal te stellen voorwaarden. De ter beoordeling voorgelegde regeling kan direct worden ingevoerd. Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet voldoet aan de fiscale voorwaarden moet de regeling direct en met terugwerkende kracht tot en met het tijdstip van ingang van de regeling zodanig worden aangepast dat de regeling wel voldoet aan de voorwaarden. In dat geval wordt de aangepaste regeling geacht met terugwerkende kracht tot en met het moment van invoeren een fiscaal aanvaardbare pensioenregeling te zijn. Eventueel in dat kader ten onrechte niet tot het loon gerekende premies zullen bij de werknemer alsnog als loon worden belast. De mogelijkheid om een regeling met terugwerkende kracht aan te passen geldt niet voor een geheel of gedeeltelijk in eigen beheer uitgevoerde pensioenregeling als bedoeld in artikel 18h van de Wet LB.

Uitgangspunt is dat een verzoek om een nieuwe of gewijzigde pensioenregeling te beoordelen in de zin van artikel 19c van de Wet LB vergezeld dient te gaan van de volledige (concept)tekst van de regeling alsmede (indien van toepassing) van de verzekeringsovereenkomst. Slechts in dat geval kan een beschikking als bedoeld in artikel 19c van de Wet LB worden afgegeven. Voor een juiste beoordeling van een pensioenregeling kan men niet volstaan met een offerte van een pensioenverzekeraar of een omschrijving van de opzet van de regeling. Het verzoek om beoordeling moet worden ingediend voordat de regeling wordt ingevoerd (artikel 19c, eerste lid, van de Wet LB).

Bovenstaand uitgangspunt levert problemen op als de regeling wordt ingevoerd voordat de exacte tekst daarvan bekend is. Het voorleggen van een exacte tekst is niet altijd mogelijk indien de onderhandelingen over de in te voeren regeling nog niet zijn afgerond. Daarom kon in dat geval het beoordelingsverzoek beperkt blijven tot een volledige weergave van de tussen de betrokken partijen gemaakte afspraken over de pensioenregeling onder verwijzing naar een nog te ontwerpen definitieve tekst van de regeling. Indien de onderhandelingen nog niet tot afspraken hadden geleid kon de inhoudingsplichtige eenzijdig een tijdelijk wijzigingsvoorstel van de bestaande regeling ter beoordeling voorleggen aan de inspecteur om zo te voorkomen dat de pensioentoezegging per 1 januari 2015 onzuiver zou worden. Dit tijdelijke wijzigingsvoorstel kan na afstemming met belanghebbenden worden vervangen door een definitief voorstel en uiteindelijk door de (concept)tekst van de regeling. Bij deze werkwijze gelden de volgende voorwaarden:

  • betrokkenen hebben het beoordelingsverzoek met de bedoelde weergave ingediend voor het invoeren of wijzigen van de regeling, maar uiterlijk 31 december 2014;
  • de volledige, definitieve (concept)tekst van de regeling wordt binnen zes maanden na het indienen van het verzoek om beoordeling nagezonden. Indien noodzakelijk kunnen betrokkenen de inspecteur verzoeken om de zesmaandstermijn voor het indienen van de volledige (concept)tekst van de regeling te verlengen;
  • het betreft geen geheel of gedeeltelijk in eigen beheer uitgevoerde pensioenregeling als bedoeld in artikel 18h van de Wet LB.

Als betrokkenen aan deze voorwaarden voldoen, wordt het verzoek geacht tijdig te zijn ingediend in de zin van artikel 19c, eerste lid, van de Wet LB. De inspecteur zal evenwel pas na ontvangst van de volledige (concept)tekst overgaan tot een beoordeling. Ook de termijn waarbinnen een beschikking dient te zijn afgegeven gaat pas in na ontvangst van de definitieve (concept)tekst van de regeling. Omdat het verzoek geacht wordt te voldoen aan het eerste lid van artikel 19c van de Wet LB, kunnen eventuele onzuiverheden in de regeling, na afstemming met alle partijen en na instemming van de inspecteur, op grond van het tweede lid van dat artikel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 worden hersteld.

Verzoek tot splitsen van de pensioenaanspraken

Ook een verzoek tot splitsen van een regeling in een zuiver en een onzuiver deel van de aanspraak moet uiterlijk 31 december 2014 zijn gedaan. De voorwaarden voor een verzoek om splitsing zijn uitgewerkt in artikel 18, derde lid, van de Wet LB en artikel 4.1 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011.

Opschorten van de pensioenregeling

Om fiscale onzuiverheid te voorkomen was het ook mogelijk de opbouw van de aanspraken op basis van de tot en met 31 december 2014 kwalificerende bestaande pensioenregeling per 1 januari 2015 op te schorten. De gemiste opbouw van aanspraken kan dan alsnog worden benut nadat de regeling is aangepast aan de fiscale kaders per 1 januari 2015. Hierdoor gaan per saldo geen rechten verloren en wordt fiscale onzuiverheid voorkomen. Het is mogelijk om de op risicobasis toegezegde aanspraken bij vooroverlijden, de dekking van het risico bij arbeidsongeschiktheid en een eventuele premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ondanks het opschorten van de overige pensioenopbouw na 1 januari 2015 in stand te houden. Deze op risicobasis verzekerde aanspraken moeten dan direct per 1 januari 2015 wel volledig voldoen aan de dan geldende fiscale kaders.

Beknopt overzicht van de fiscale kaders per 1 januari 2015

  • De jaarlijkse opbouw voor een ouderdomspensioen bedraagt ten hoogste 1,875% in het middelloonstelsel of 1,657% in het eindloonstelsel;
  • De jaarlijkse opbouw voor een partnerpensioen bedraagt ten hoogste 1,313% in het middelloonstelsel en 1,160% in het eindloonstelsel;
  • De percentages voor een wezenpensioen bedragen ten hoogste 0,263% in het middelloonstelsel en 0,232% in het eindloonstelsel;
  • De pensioenleeftijd bedraagt ten minste 67 jaar. Een lagere pensioenleeftijd is mogelijk onder voorwaarde dat de maximale opbouwpercentages worden aangepast. De aangepaste percentages zijn opgenomen in V&A 14-008;
  • De te hanteren AOW-inbouwbedragen en AOW-franchises zijn opgenomen in het Overzicht AOW-inbouwbedragen en AOW-franchises. Hierin staan ook de lagere inbouwbedragen en aangepaste opbouwpercentages genoemd van artikel 10aa van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965;
  • Het pensioengevend loon bedraagt ten hoogste € 100.000. Dit maximum bedrag wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor;
  • Voor de toezegging in de vorm van een beschikbare premieregeling wordt verwezen naar de premiestaffels van het besluit Pensioenen; beschikbare-premieregelingen en premie- en kapitaalovereenkomsten en nettopensioenregelingen (besluit van 17 december 2014, nr. BLKB2014/2132M, Staatscourant 2014, nr. 36872).

Deel deze pagina

Op deze pagina