Vervallen V&A 17-042 Aanpassen pensioenregeling aan gewijzigde fiscale pensioenkaders per 1 januari 2018 d.d. 151217
Vervallen
Deze versie van het Vraag & Antwoord is vervangen door Vraag & Antwoord 17-042 d.d. 4 april 2018.
Inleiding
Op 1 januari 2018 wordt de pensioenrichtleeftijd van artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) verhoogd van 67 jaar naar 68 jaar. Hierdoor wijzigen de fiscale pensioenkaders. Ook bestaande pensioenregelingen moeten met ingang van 1 januari 2018 volledig voldoen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders.
Vraag
Is het mogelijk om een pensioenregeling ook nog na 1 januari 2018 aan te passen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders?
Antwoord
Pensioenregelingen moeten met ingang van 1 januari 2018 volledig voldoen aan de gewijzigde fiscale pensioenkaders. Indien het niet mogelijk is om een pensioenregeling vóór 1 januari 2018 aan te passen aan de nieuwe fiscale pensioenkaders is het onzuiver worden van de pensioenregeling en het ineens belasten van de opgebouwde pensioenaanspraak te voorkomen door:
- een tijdig verzoek aan de inspecteur (uiterlijk 31 december 2017) om de regeling te beoordelen als bedoeld in artikel 19c Wet LB;
- een tijdig verzoek aan de inspecteur (uiterlijk 31 december 2017) tot splitsing van de aanspraken als bedoeld in artikel 18, derde lid, Wet LB;
- het opschorten van de pensioenregeling.
N.B.
Bij niet tijdige aanpassing of een te laat verzoek, treedt artikel 19b Wet LB in werking en is de verzekeraar/uitvoerder van de pensioenregeling als inhoudingsplichtige verantwoordelijk voor de juiste inhouding en afdracht van de verschuldigde loonheffingen (artikel 6, vijfde lid, Wet LB).
Verzoek als bedoeld in artikel 19c Wet LB
Tijdens de parlementaire behandeling van de Wet Witteveen 2015 is aan de orde geweest of, op welke wijze en onder welke voorwaarden pensioenfondsen en verzekeraars pensioenregelingen ook na 1 januari 2015 nog zouden kunnen aanpassen (zie Memorie van Antwoord Eerste Kamer, kamerstukken 33 847-D, blz. 4 e.v.). Het kabinet heeft daarbij gewezen op de in artikel 19c Wet LB opgenomen mogelijkheid om een pensioenregeling ter beoordeling voor te leggen aan de inspecteur. De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking of de voorgelegde regeling voldoet aan de daaraan fiscaal te stellen voorwaarden. De ter beoordeling voorgelegde regeling kan direct worden ingevoerd. Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet voldoet aan de fiscale voorwaarden moet de regeling direct en met terugwerkende kracht tot en met het tijdstip van ingang van de regeling zodanig worden aangepast dat de regeling wel voldoet aan de voorwaarden. In dat geval wordt de aangepaste regeling geacht met terugwerkende kracht tot en met het moment van invoeren een fiscaal aanvaardbare pensioenregeling te zijn. Eventueel in dat kader ten onrechte niet tot het loon gerekende premies zullen bij de werknemer alsnog als loon worden belast.
Uitgangspunt is dat een verzoek om een nieuwe of gewijzigde pensioenregeling te beoordelen in de zin van artikel 19c Wet LB vergezeld dient te gaan van de volledige (concept)tekst van de regeling alsmede (indien van toepassing) van de verzekeringsovereenkomst. Slechts in dat geval kan een beschikking als bedoeld in artikel 19c Wet LB worden afgegeven. Voor een juiste beoordeling van een pensioenregeling kan men niet volstaan met een offerte van een pensioenverzekeraar of een omschrijving van de opzet van de regeling. Het verzoek om beoordeling moet worden ingediend voordat de regeling wordt ingevoerd (artikel 19c, eerste lid, Wet LB).
Bovenstaand uitgangspunt levert problemen op als de regeling wordt ingevoerd voordat de exacte tekst daarvan bekend is. Het voorleggen van een exacte tekst is niet altijd mogelijk indien de onderhandelingen over de in te voeren regeling nog niet zijn afgerond of de verzekeraar het aanpassingstraject niet tijdig heeft afgerond. In een dergelijke situatie kan het beoordelingsverzoek beperkt blijven tot een volledige weergave van de tussen de betrokken partijen gemaakte afspraken over de pensioenregeling onder verwijzing naar een nog te ontwerpen definitieve tekst van de regeling. Indien de onderhandelingen nog niet tot afspraken hebben geleid, kan de inhoudingsplichtige eenzijdig een tijdelijk wijzigingsvoorstel van de bestaande regeling ter beoordeling voorleggen aan de inspecteur om zo te voorkomen dat de pensioentoezegging per 1 januari 2018 onzuiver wordt. Dit tijdelijke wijzigingsvoorstel kan na afstemming met belanghebbenden worden vervangen door een definitief voorstel en uiteindelijk door de (concept)tekst van de regeling. Bij deze werkwijze gelden de volgende voorwaarden:
- betrokkenen hebben het beoordelingsverzoek met de bedoelde weergave ingediend bij de inspecteur voor het invoeren of wijzigen van de regeling, maar uiterlijk 31 december 2017;
- de volledige, definitieve (concept)tekst van de regeling wordt binnen zes maanden na het indienen van het verzoek om beoordeling nagezonden. Indien noodzakelijk kunnen betrokkenen de inspecteur verzoeken om de zesmaandstermijn voor het indienen van de volledige (concept)tekst van de regeling te verlengen;
Als betrokkenen aan deze voorwaarden voldoen, wordt het verzoek geacht tijdig te zijn ingediend in de zin van artikel 19c, eerste lid, Wet LB. De inspecteur zal evenwel pas na ontvangst van de volledige (concept)tekst overgaan tot een beoordeling. Ook de termijn waarbinnen een beschikking dient te zijn afgegeven gaat pas in na ontvangst van de definitieve (concept)tekst van de regeling. Omdat het verzoek geacht wordt te voldoen aan het eerste lid van artikel 19c Wet LB, kunnen eventuele onzuiverheden in de regeling, na afstemming met alle partijen en na instemming van de inspecteur, op grond van het tweede lid van dat artikel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 worden hersteld.
Verzoek tot splitsen van de de pensioenaanspraken
Ook een verzoek tot splitsen van een regeling in een zuiver en een onzuiver deel van de aanspraak moet uiterlijk 31 december 2018 zijn gedaan. De voorwaarden voor een verzoek om splitsing zijn uitgewerkt in artikel 18, derde lid, Wet LB en artikel 4.1 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011.
Opschorten van de pensioenregeling
Om fiscale onzuiverheid te voorkomen is het ook mogelijk de opbouw van de aanspraken op basis van de tot en met 31 december 2017 fiscaal kwalificerende bestaande pensioenregeling per 1 januari 2018 op te schorten. De gemiste opbouw van aanspraken kan dan alsnog worden benut nadat de regeling is aangepast aan de fiscale kaders per 1 januari 2018. Hierdoor gaan per saldo geen rechten verloren en wordt fiscale onzuiverheid voorkomen. Het is mogelijk om de op risicobasis toegezegde aanspraken bij vooroverlijden, de dekking van het risico bij arbeidsongeschiktheid en een eventuele premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ondanks het opschorten van de overige pensioenopbouw na 1 januari 2018 in stand te houden. Deze op risicobasis verzekerde aanspraken moeten dan direct per 1 januari 2018 wel volledig voldoen aan de dan geldende fiscale kaders.