Vervallen Besluit In het buitenland opgebouwde zuivere pensioenen waarvoor tijdens de opbouw geen tegemoetkoming is genoten (besluit van 26 maart 1997, nr. DB97/596M)
Vervallen
Dit besluit is vervangen door het besluit van 6 augustus 2002, nr. CPP2002/784M.
In het buitenland opgebouwde zuivere pensioenen waarvoor tijdens de opbouw geen tegemoetkoming is genoten
Besluit van 26 maart 1997, nr. DB97/596M
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
1. Inleiding
Op grond van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Wet LB 1964 behoren uitkeringen ingevolge een pensioenregeling tot het loon. Op grond van het tweede lid behoren aanspraken op toekomstige uitkeringen tot het loon. Hiertoe behoren ook aanspraken ingevolge een pensioenregeling. Artikel 11, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 voorkomt dubbele heffing doordat deze bepaling van heffing uitzondert aanspraken ingevolge een pensioenregeling; in artikel 11, derde lid, van de Wet LB 1964 is geregeld wat onder een (zuivere) pensioenregeling wordt verstaan.
Uitkeringen ingevolge een onzuivere pensioenregeling behoren tot de inkomsten uit vermogen. Via de saldomethode zoals opgenomen in artikel 25, eerste lid, onderdeel g, Wet IB 1964 wordt vervolgens een eventuele in die uitkeringen begrepen rentecomponent in de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen betrokken.
Dit systeem geldt onverkort voor uitkeringen ingevolge een buitenlandse onzuivere pensioenregeling, zij het dat op grond van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, onderdeel g, juncto elfde lid, Wet IB 1964 belanghebbende aannemelijk dient te maken dat in verband met de verkrijging van de desbetreffende aanspraken in het buitenland geen belastingfaciliteit is genoten. Alleen voor zover ter zake van de verkrijging van de aanspraken geen belastingfaciliteit is genoten, blijven uitkeringen via de saldomethode onbelast.
2. Verzoeken
Mijn aandacht is gevraagd voor de situatie dat in het buitenland aanspraken op een naar Nederlandse maatstaven zuiver pensioen zijn verkregen en ter zake daarvan in het buitenland geen belastingfaciliteit is genoten. De uitkeringen ingevolge dergelijke aanspraken zijn in Nederland volledig belast op grond van de hoofdregel van artikel 10, eerste lid, Wet LB 1964. In een dergelijk geval treedt derhalve in economische zin dubbele heffing op.
3. Goedkeuring
Gelet op de huidige wetssystematiek acht ik een economisch dubbele heffing als bedoeld in punt 2 ongewenst. In verband hiermee ben ik bereid goed te keuren dat uitkeringen ingevolge een naar Nederlandse maatstaven zuivere pensioenregeling ter zake waarvan aanspraken in het buitenland zijn verkregen eerst worden belast voor zover zij, te zamen met de uit de desbetreffende aanspraken reeds ontvangen uitkeringen, de waarde van die aanspraken voor zover deze in het buitenland zijn verkregen, overtreffen. Ik verbind hieraan de voorwaarde dat belanghebbende aannemelijk maakt dat in verband met de verkrijging van die aanspraken in het buitenland daadwerkelijk belasting is geheven die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting, dan wel in verband met die verkrijging geen verlaging van zodanige daadwerkelijk geheven belasting heeft plaatsgevonden.
4. Uitvoering
Ik heb de Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen Buitenland te Heerlen gemachtigd om namens mij verzoeken om een goedkeuring als bedoeld onder punt 3 te behandelen. Dergelijke verzoeken kunnen worden gericht aan:
Belastingdienst Particulieren/Ondernemingen Buitenland
Postbus 2865
6401 DJ HEERLEN
5. Ingangsdatum
De onder punt 1 hiervóór beschreven systematiek met betrekking tot de heffing in verband met aanspraken en uitkeringen uit die aanspraken geldt in zijn huidige vorm met ingang van 1 januari 1995. Ik heb daarin aanleiding gevonden de in punt 3 opgenomen goedkeuring te verlenen met ingang van het belastingjaar 1995.