Vervallen Handreiking pensioenknip in verband met lage rentestand (versie 6 juni 2007)
Publicatiedatum 06-06-2007
Vervallen
Deze handreiking is vervangen door de Handreiking pensioenknip (versie 15 juli 2009)
KENNISGROEP PENSIOENEN LOONBELASTING
HANDREIKING PENSIOENKNIP IN VERBAND MET LAGE RENTESTAND (versie 6 juni 2007)
Deze handreiking dient ter vervanging van het besluit Pensioenknip in verband met lage rentestand (besluit van 22 april 2004, nr. CPP2004/245M). Dit besluit is in het kader van de integrale actualisering van het gepubliceerde beleid ingetrokken in het besluit van 23 maart 2007, nr. CPP2007/293M, Stcrt. nr. 65. Beleidsbesluiten bevatten zo min mogelijk onderdelen die geen beleidsregels zijn. Dergelijke informatie past beter in het voorlichtingsmateriaal, zoals dat te vinden is op de sites van de Belastingdienst.
1. Inleiding
Deze handreiking is uitsluitend van belang voor pensioengerechtigden van wie het pensioen is verzekerd door middel van een kapitaalverzekering met pensioenclausule. Bij een dergelijke verzekeringsvorm heeft een lage rentestand tot gevolg dat een pensioengerechtigde op de pensioendatum slechts een relatief lage levenslange uitkering kan aankopen. Bij deze pensioengerechtigden kan dan de wens bestaan om op dat moment het pensioen te splitsen in een direct ingaande tijdelijke uitkering voor bijvoorbeeld 5 jaar en een daarop onmiddellijk aansluitende, uitgestelde levenslange uitkering. Men noemt deze splitsing een pensioenknip. Voor de uitgestelde uitkering kiest de pensioengerechtigde dan voor een verzekering op kapitaalbasis. De pensioengerechtigde hoopt dat de marktrente hoger zal zijn bij het tot uitkering komen van dat kapitaal. Hiermee hoopt hij hogere vervolguitkeringen te kunnen verkrijgen. De hoogte van deze na de uitstelperiode uit het kapitaal te verkrijgen vervolguitkeringen staat namelijk op de pensioendatum nog niet vast.
2. Algemeen
Binnen de grenzen van hoofdstuk IIB van de Wet LB is een pensioenknip onder voorwaarden mogelijk. Bij vervulling van die voorwaarden mag de pensioengerechtigde ervan uitgaan dat sprake is van één reeks van uitkeringen waarvan de hoogte op de pensioendatum bekend is. Het doel van de voorwaarden is ervoor te zorgen dat de hoogte van de uitkeringen in de periode na de pensioenknip is onttrokken aan de invloed van de pensioengerechtigde zelf. De knip is namelijk niet bestemd voor variaties in de hoogte van de uitkeringen die voortvloeien uit de wens van de pensioengerechtigde om het inkomen te sturen met het oog op het patroon van de consumptieve uitgaven (zie artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, van de Wet LB). Bij voldoening aan de in onderdeel 3 beschreven voorwaarden valt een variatie die een gevolg is van de pensioenknip niet onder de genoemde bepalingen.
3. Voorwaarden pensioenknip
1. Het pensioen is verzekerd door middel van een kapitaalverzekering met pensioenclausule. Met het kapitaal moet de verzekeringnemer een levenslange pensioenuitkering aankopen.
2. Het levenslange pensioen wordt gesplitst in een direct ingaand tijdelijk pensioen en een uitgesteld levenslang pensioen. Het uitgestelde levenslange pensioen wordt wederom op kapitaalbasis verzekerd. De hoogte van de tijdelijke uitkering stelt men vast alsof sprake is van één reeks van levenslange uitkeringen.
3. De uitkeringen in de eerste (tijdelijke) periode dient men te stellen op het bedrag dat men zonder de knip met het gehele pensioenkapitaal bij de verzekeraar had kunnen verkrijgen. Het moet dan gaan om een direct ingaand levenslang ouderdompensioen, eventueel in combinatie met een direct ingaand levenslang partnerpensioen. De uitkeringen volgen de normale indexatie die in de pensioenregeling is opgenomen.
4. De hoogte van de uitkeringen in de periode na de pensioenknip mag uitsluitend invloed ondervinden van afwijkingen in de tariefstelling van de verzekeraar, van afwijkende beleggingsrendementen of van de toe te passen sterftetafels en kostenfactoren.
5. Het overlijden van de pensioengerechtigde of zijn partner na de pensioendatum mag geen invloed hebben op de hoogte van de uitkeringen aan de langstlevende. Ook mag de pensioenverzekering niet de mogelijkheid bieden dat daaruit uitkeringen voortvloeien ten gunste van andere gerechtigden dan die zijn genoemd in artikel 18, eerste lid, onderdeel a, 1º tot en met 3º, van de Wet LB. De door de verzekeraar voor de overledene getroffen voorziening dient op het moment van overlijden vrij te vallen.
6. Voor de te hanteren verzekeringsvormen gelden de volgende voorwaarden:
a. Als alleen een ouderdomspensioen is verzekerd heeft de kapitaalverzekering de vorm van een verzekering van een kapitaal bij leven, met als verzekerd lijf de pensioengerechtigde.
b. Als een combinatie van een ouderdoms- en een partnerpensioen is verzekerd, maakt de polis een keuze voor de uitkeringsduur van het partnerpensioen dat als gevolg van het eventuele overlijden van de pensioengerechtigde in de tijdelijke periode ingaat. Er zijn twee keuzemogelijkheden:
I. Bij overlijden van de gerechtigde tot het ouderdomspensioen in de periode van de tijdelijke uitkering gaat uit de tijdelijke verzekering een direct ingaand tijdelijk partnerpensioen in dat loopt tot aan de beoogde aanvangsdatum van de levenslange uitkering.De uitgestelde rechten zullen in dit geval verzekerd moeten worden op basis van drie afzonderlijke kapitalen:
hetzij
- een verzekerd kapitaal voor het ouderdomspensioen als alleen de pensioengerechtigde op de aanvangsdatum van de levenslange uitkering in leven is en
- een verzekerd kapitaal voor het partnerpensioen als alleen de partner op die datum in leven is en
- een verzekerd kapitaal voor het ouderdomspensioen en het latente partnerpensioen als zowel de pensioengerechtigde als zijn partner op die datum nog in leven is;
hetzij
- een verzekerd kapitaal voor het ouderdomspensioen als de pensioengerechtigde op de aanvangsdatum van de levenslange uitkering in leven is en
- een verzekerd kapitaal voor het partnerpensioen als alleen de partner op die datum in leven is en
- een verzekerd kapitaal voor het latente partnerpensioen als zowel de pensioengerechtigde als zijn partner op die datum nog in leven is.
II. Bij overlijden van de gerechtigde tot het ouderdomspensioen in de periode van de tijdelijke uitkering gaat uit de tijdelijke verzekering een levenslange partneruitkering in. De uitgestelde rechten zullen in dit geval verzekerd moeten worden op basis van twee afzonderlijke kapitalen:
hetzij
- een verzekerd kapitaal voor het ouderdomspensioen als alleen de pensioengerechtigde op de aanvangsdatum van de levenslange uitkering in leven is en
- een verzekerd kapitaal voor het ouderdomspensioen en het latente partnerpensioen als zowel de pensioengerechtigde als zijn partner op die datum nog in leven is;
hetzij
- een verzekerd kapitaal voor het ouderdomspensioen als de pensioengerechtigde op de aanvangsdatum van de levenslange uitkering in leven is en
- een verzekerd kapitaal voor het latente partnerpensioen als zowel de pensioengerechtigde als zijn partner op die datum nog in leven is.