V&A 08-058 Waardeoverdracht naar een pensioenregeling die is gebaseerd op een eindloonstelsel
Publicatiedatum 14-02-2024
Dit V&A 08-058 behandelt de vraag hoe in een pensioenregeling die (ook) is gebaseerd op een eindloonstelsel de overschrijding van de maxima van de artikelen 18a, 18b en 18c Wet LB (tekst 30 juni 2023) als gevolg van waardeoverdracht fiscaal moet worden behandeld.
Let op!
De inhoud van dit V&A is van toepassing op pensioenaanspraken en pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38b, eerste lid, respectievelijk van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). De inhoud van dit V&A is niet van toepassing op aanspraken ingevolge een pensioenregeling die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP).
Per 1 juli 2023 is de WTP in werking getreden. Het fiscale pensioenkader, zoals dat gold tot 1 juli 2023 (oude fiscale pensioenkader), blijft van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot aan het moment dat een pensioenregeling wordt aangepast aan de WTP, mits deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet (PW) of artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Dit volgt uit artikel 38b, eerste en tweede lid, Wet LB.
Voor de aanpassing van een pensioenregeling aan het nieuwe fiscale en civiele pensioenkader geldt een transitieperiode. Dit is geregeld in artikel 38q Wet LB respectievelijk artikel 220i PW en artikel 214g Wvb. Tijdens de transitieperiode mag pensioenopbouw blijven plaatsvinden met toepassing van het oude fiscale pensioenkader.
Vraag
In artikel 18d, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 30 juni 2023) is aangegeven dat de maxima van de artikelen 18a, 18b en 18c Wet LB (tekst 30 juni 2023) mogen worden overschreden als gevolg van waardeoverdracht.
Hoe moet deze overschrijding van de maxima ten gevolge van waardeoverdracht naar een pensioenregeling die (ook) is gebaseerd op een eindloonstelsel fiscaal worden behandeld?
Antwoord
Bij een waardeoverdracht naar een pensioenregeling die (ook) is gebaseerd op een eindloonstelsel wordt de overgedragen waarde vertaald in extra dienstjaren in de nieuwe pensioenregeling. In artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) (tekst 30 juni 2023) is geregeld dat een waardeoverdracht als bedoeld in de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW kan leiden tot extra pensioengevende diensttijd in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. Zie ook V&A 08-011.
Artikel 10a, derde lid, UBLB (tekst 30 juni 2023) biedt een oplossing voor sommige situaties waarin geen waardeoverdracht als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, UBLB (tekst 30 juni 2023) mogelijk is. Het betreft dan situaties waarin geen waardeoverdracht in de zin van de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW mogelijk is omdat het een dga betreft die niet onder de werking van de PW valt. Artikel 10a, derde lid, UBLB (tekst 30 juni 2023) staat inkoop van ontbrekende pensioengevende dienstjaren toe voor zover er door het ontbreken van de mogelijkheid van waardeoverdracht in de zin van de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW sprake is van een pensioentekort. Zie ook V&A 08-012.
Er zijn 3 situaties te onderscheiden. Hieronder worden deze situaties verder toegelicht.
- De oude en de nieuwe pensioenregeling zijn identiek en ook het salaris is niet gewijzigd. In dat geval is het aantal in te kopen dienstjaren gelijk aan de in de vorige dienstbetrekking doorgebrachte dienstjaren. Dit zal in de praktijk zelden het geval zijn. Vaak zullen er verschillen bestaan tussen de pensioenregelingen en/of het pensioengevend loon. In deze situatie leidt de toepassing van artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, respectievelijk artikel 10a, derde lid, UBLB (tekst 30 juni 2023) tot dezelfde uitkomst.
- Het pensioenkapitaal wordt overgedragen naar een ‘betere’ pensioenregeling of het pensioengevend loon in de nieuwe regeling is hoger dan voorheen. Het aantal in te kopen extra (fictieve) dienstjaren zal lager zijn dan de werkelijk bij de vorige werkgever doorgebrachte diensttijd. Bij een waardeoverdracht in de zin van de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW mag het ontbrekende aantal dienstjaren ingevolge artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, UBLB (tekst 30 juni 2023) worden ingekocht (zie V&A 08-011).
In de situatie dat geen waardeoverdracht mogelijk is in de zin van de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW omdat het een pensioenregeling van een dga betreft, staat artikel 10a, derde lid, UBLB (tekst 30 juni 2023) inkoop van ontbrekende dienstjaren toe voor zover er sprake is van een pensioentekort (zie V&A 08-012). - Het pensioenkapitaal wordt overgedragen naar een ‘mindere’ pensioenregeling of het pensioengevend loon in de nieuwe regeling is lager dan voorheen. Bij een waardeoverdracht in de zin van de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW zal het aantal in te kopen extra dienstjaren hoger zijn dan het aantal werkelijk bij de vorige werkgever doorgebrachte dienstjaren (zie V&A 08-011). De maxima van de artikelen 18a, 18b en 18c Wet LB (tekst 30 juni 2023) kunnen worden overschreden door een dergelijk surplus aan dienstjaren. Artikel 18d, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 30 juni 2023) voorkomt dat de nieuwe regeling in dat geval onzuiver wordt.
In de situatie dat geen waardeoverdracht in de zin van de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 PW mogelijk is omdat het een pensioenregeling van een dga betreft, staat artikel 10a, derde lid, UBLB (tekst 30 juni 2023) inkoop van dienstjaren toe voor zover er sprake is van een pensioentekort. Met het overgedragen pensioenkapitaal kunnen dan alleen de werkelijk bij de vorige werkgever doorgebrachte dienstjaren worden ingekocht (zie V&A 08-012). Het na de inkoop van dienstjaren nog resterende overgedragen pensioenkapitaal wordt in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever behandeld als een bij ontslag verkregen pensioenaanspraak (een zogenaamd slapersrecht). Artikel 18d, eerste lid, onderdeel c, Wet LB (tekst 30 juni 2023) voorkomt in dit geval dat de nieuwe regeling onzuiver wordt door de waardeoverdracht.
Let op!
Een eigenbeheerlichaam is door het inwerkingtreden van de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen met ingang van 1 april 2017 fiscaal alleen nog maar een toegelaten pensioenverzekeraar voor de op 31 maart 2017 in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken. Op basis van de goedkeuring in het besluit van 22 maart 2017, nr. 2017-7412 kon voor bestaande pensioenregelingen een extra overgangsperiode worden gebruikt om de pensioenregeling aan te passen aan de wijzigingen van de wet- en regelgeving voor pensioen in eigen beheer. De extra overgangstermijn van het besluit is geëindigd op uiterlijk 30 juni 2017. Daarna is het volgens de fiscale pensioenregels niet meer mogelijk om nog pensioen op te bouwen in eigen beheer. Ook is het niet meer mogelijk om de als dga opgebouwde, niet in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraken over te dragen naar een eigenbeheerlichaam. Voor de niet als dga opgebouwde pensioenaanspraken gold al dat deze niet konden worden overgedragen naar een eigenbeheerlichaam (zie ook V&A 17-033).
Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 6 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).