Vervallen V&A 08-068 Berekening van het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen d.d. 110209
Publicatiedatum 11-02-2009
Vervallen
Deze versie van het Vraag & Antwoord is vervangen door V&A 08-068 d.d. 16 september 2015.
Vraag
Wat is het maximaal toe te kennen nabestaandenoverbruggingspensioen?
Antwoord
Volgens artikel 18f van de Wet LB mag een nabestaandenoverbruggingspensioen maximaal bestaan uit de som van:
- 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering (ANW-compensatie)
- het verschil tussen de over het partnerpensioen verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de 65-jarige leeftijd (premiecompensatie).
In de Memorie van toelichting is bij artikel 18, tweede lid, onderdeel b, van de Wet LB opgemerkt dat men de premiecompensatie – net als bij het overbruggingspensioen – zodanig mag bepalen dat ook de over die compensatie verschuldigde belasting en premie wordt gecompenseerd (brutering) (Wet fiscale behandeling van pensioenen (Wet van 29 april 1999), Stb. 211, 26020 – 03 (Memorie van Toelichting), blz. 21). Brutering is slechts mogelijk voorzover nodig om het netto inkomen uit het partnerpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen vóór 65 jaar op hetzelfde niveau te houden als het netto inkomen uit het partnerpensioen en de AOW-uitkering voor een ongehuwde na 65 jaar. Het netto pensioeninkomen vóór 65 jaar kan door de brutering dus niet hoger zijn dan het netto pensioeninkomen na 65. Dit geldt ook voor de brutering van de in het overbruggingspensioen opgenomen premiecompensatie (zie Vraag & Antwoord 08-061).
De brutering van de premiecompensatie kent daarom de volgende beperkingen:
- De brutering is maximaal gelijk aan de over de premiecompensatie en de brutering verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen.
- De brutering kan niet tot gevolg hebben dat het netto pensioeninkomen vóór 65 jaar hoger wordt dan het netto pensioeninkomen na 65.
Voorbeeld (cijfers per 1 januari 2009, bedragen in €)
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Inkomen vóór 65 jaar | Inkomen na 65 jaar | ||
Partnerpensioen | 20.000 | 20.000 | ||
ANW-compensatie resp. AOW-uitkering | Bij: | 13.646 | Bij: | 12.701 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 20.000, ongebruteerd) | Bij: | 3.580 | n.v.t. | |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 37.226 | Totaal: | 32.701 |
Inkomensheffing zonder korting | Af: | 14.114 | Af: | 6.463 |
Heffingskorting | Bij: | 2.007 | Bij: | 935 |
Netto | Totaal: | 25.119 | Totaal: | 27.173 |
Conclusie: Nu het netto-inkomen vóór 65 jaar lager is dan het netto-inkomen na 65 jaar is het mogelijk om de premiecompensatie in het overbruggingspensioen door middel van brutering te verhogen. Gezien de omvang van het pensioeninkomen is de brutering maximaal gelijk aan de over de premiecompensatie en de brutering zelf verschuldigde inkomstenbelasting: 42/58 * 3.580 = 2.592. Het netto pensioeninkomen vóór 65 jaar mag door de brutering niet hoger worden dan het netto pensioeninkomen na 65 jaar. Het netto pensioeninkomen vóór 65 jaar is 2.054 lager dan het netto pensioeninkomen na 65 jaar. De maximale brutering is dan: 100/58 * 2.054 = 3.541.
Na de brutering komt het voorbeeld er als volgt uit te zien:
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Inkomen vóór 65 jaar | Inkomen na 65 jaar | ||
Partnerpensioen | 20.000 | 20.000 | ||
ANW-compensatie resp. AOW-uitkering | Bij: | 13.646 | Bij: | 12.701 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 20.000, ongebruteerd) | Bij: | 3.580 | n.v.t. | |
Verhoging nabestaandenoverbruggings-pensioen door brutering premiecompensatie | Bij: | 3.541 | Bij: | 0 |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 40.767 | Totaal: | 32.701 |
Inkomensheffing zonder korting | Af: | 15.601 | Af: | 6.463 |
Heffingskorting | Bij: | 2.007 | Bij: | 935 |
Netto | Totaal: | 27.173 | Totaal: | 27.173 |
De inhoud van dit Vraag en Antwoord was eerder opgenomen in onderdeel 16 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).