Vervallen besluit Loonheffingen, inkomstenbelasting, VUT-regelingen, (overbruggings)pensioenen en overbruggingslijfrenten; verlenging looptijd wegens verhoging van de AOW-leeftijd (besluit van 17 december 2013, nr. BLKB 2013/2201M)
Publicatiedatum 17-12-2013
Vervallen
Dit besluit is ingetrokken in het besluit van 13 december 2019, nr. 2019-0000024804.
Loonheffingen, inkomstenbelasting, VUT-regelingen, (overbruggings)pensioenen en overbruggingslijfrenten; verlenging looptijd wegens verhoging van de AOW-leeftijd
17 december 2013
Nr. BLKB 2013/2201M
Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit bevat een goedkeuring, vooruitlopend op wetswijziging, wegens de verhoging van de AOW-leeftijd. De goedkeuring maakt onder voorwaarden een verlenging van de looptijd mogelijk van uitkeringen uit VUT-regelingen, overbruggingspensioenen. prepensioenen en overbruggingslijfrenten.
1. Inleiding
Bij de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL, Stb. 2005, 115) is door middel van overgangsrecht een voorziening getroffen voor op 31 december 2004 bestaande regelingen voor vervroegde uittreding (hierna: VUT-regeling), overbruggingspensioenen en prepensioenen. Onder bepaalde voorwaarden zijn de wettelijke fiscale bepalingen voor deze oudedagsvoorzieningen van kracht gebleven. De bedoelde oudedagsvoorzieningen hebben alle als kenmerk dat ze moeten eindigen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Als de op 31 december 2004 bestaande regelingen voor vervroegde uittreding, overbruggingspensioenen en prepensioenen niet voldoen aan deze laatste voorwaarde kunnen zij worden aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding in de zin van artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: RVU). De inhoudingsplichtige van de uitkering wordt dan een pseudo-eindheffing verschuldigd van 52% over de door hem gedane uitkeringen.
De reden voor de begrenzing tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar was bij de invoering van deze voorwaarden gelegen in het feit dat destijds op die leeftijd de AOW-uitkeringen ingingen. Nu de AOW-gerechtigde leeftijd is opgeschoven en de komende jaren blijft opschuiven, bestaat aanleiding om het bedoelde overgangsrecht aan te passen. Hiertoe zal ik een wetsvoorstel indienen. Vooruitlopend op die voorgenomen wetswijziging is in dit besluit een goedkeuring opgenomen voor uitkeringen uit VUT-regelingen, overbruggingspensioenen en prepensioenen. Met deze goedkeuring geef ik uitvoering aan mijn toezegging in antwoord 5 op de vragen van de Tweede Kamerleden Groot en Vermeij over verlenging van de VUT-uitkering. Zie Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2471.
2. Overbruggingslijfrenten
Artikel 10a.1 van de Wet IB 2001 bevat een overgangsvoorziening voor op 31 december 2005 bestaande overbruggingslijfrenten als bedoeld artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, van de Wet IB 2001 (tekst 2005). Deze voorziening is het lijfrente-equivalent van de overgangsregeling voor op 31 december 2004 bestaande VUT-regelingen en regelingen voor overbruggingspensioen en prepensioen. De overbruggingslijfrente heeft als kenmerk dat deze moet eindigen – naar keuze van de gerechtigde – in het jaar waarin de gerechtigde tot de lijfrente 65 jaar wordt of in het jaar waarin hij een uitkering op grond van een pensioenregeling gaat genieten. Door het opschuiven van de AOW-gerechtigde leeftijd bestaat ook voor deze overbruggingslijfrenten aanleiding om het mogelijk te maken dat een overbruggingslijfrente desgewenst eindigt in het jaar waarin de gerechtigde tot de overbruggingslijfrente AOW-gerechtigd wordt. Vooruitlopend op wetgeving keur ik daarom het volgende goed.
3. Goedkeuring
Ik keur onder voorwaarden goed dat uitkeringen uit VUT-regelingen, overbruggingspensioenen en prepensioenen worden uitgekeerd tot aan de ingangsdatum van de AOW van de betrokken gerechtigden.
Voor overbruggingslijfrenten keur ik goed dat de uitkeringen ook mogen eindigen in het jaar waarin de lijfrentegerechtigde AOW-gerechtigd wordt.
Bij gebruikmaking van de hiervoor genoemde goedkeuringen worden artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 en afdeling 3.8 van de Wet IB 2001 louter als gevolg van deze verlengingen van de looptijd niet van toepassing op de bedoelde uitkeringen.
4. Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden.
- De wettelijke voorwaarden voor een VUT-regeling, een overbruggings- of prepensioen dan wel een overbruggingslijfrente blijven van kracht voor zover daarvan in de volgende voorwaarden niet wordt afgeweken.
- De omvang van de bestaande uitkeringsrechten mag niet worden uitgebreid. De bestaande uitkeringsrechten dienen actuarieel te worden herrekend naar uitkeringen die over een langere periode plaatsvinden. Deze herrekening brengt daarom een verlaging van de uitkering per overeengekomen uitkeringstijdvak met zich.
- De uiterste wettelijke ingangsdata van de uitkeringen uit een overbruggings- of prepensioen ondergaan door bovenstaande goedkeuring geen wijziging.
- Een reeds lopende uitkering wordt op het moment van verlaging niet geacht opnieuw te zijn ingegaan.
- De wettelijke (on)mogelijkheden om uitkeringen in hoogte te variëren ondergaan door bovenstaande goedkeuring geen wijziging behoudens de variatie die voorvloeit uit de verlaging als bedoeld in voorwaarde b.
- De uitkeringen uit een VUT-, overbruggings- of prepensioenregeling eindigen uiterlijk op het moment dat de uitkeringsgerechtigde de voor hem geldende AOW-leeftijd bereikt.
5. Inwerkingtreding en vervaldatum
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.
Dit besluit vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van het in onderdeel 1 bedoelde wetsvoorstel.
Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.
Den Haag, 17 december 2013
De Staatssecretaris van Financiën,
F.H.H. Weekers