Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen Besluit Loonbelasting. Aanwijzing pensioen- en VUT-regelingen met rechten op eenmalige overlijdensuitkeringen (besluit van 12 juni 2003, nr. CPP2003/1510M)

Belangrijk!  Vervallen

Dit besluit is ingetrokken in het  besluit van 16 maart 2007, nr. CPP2007/483M.

Loonbelasting. Aanwijzing pensioen en VUT-regelingen met rechten op eenmalige overlijdensuitkeringen

Besluit van 12 juni 2003,
nr. CPP2003/1510M

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

In een aantal pensioenregelingen en regelingen voor vervroegde uittreding (hierna: VUT-regelingen) is een recht opgenomen op een eenmalige uitkering aan nagelaten betrekkingen (nabestaanden) van een overleden pensioen- of VUT-gerechtigde. Dit recht valt niet onder de uitzonderlijke gevallen van restbegunstiging van artikel 18, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Een dergelijke eenmalige uitkering heeft naar haar aard in hoofdzaak tot doel de nabestaanden enige tijd te gunnen zich aan de met het overlijden ontstane nieuwe financiële situatie aan te passen (HR 9 september 1987, nr. 24 821, BNB1987/311).

De inhoud van dit besluit is afgestemd met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gelet op artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering geldt dit besluit ook voor de premieheffing werknemersverzekeringen.

Aanwijzing

In de praktijk blijkt dat het vaak moeilijk is om te bepalen of het recht feitelijk een aparte aanspraak vormt die omwille van de eenvoud in de pensioen- of VUT-regeling is opgenomen of dat het gaat om een integraal onderdeel van die pensioen- of VUT-regeling. In het laatste geval zou een recht op een dergelijke uitkering tot gevolg kunnen hebben dat de pensioen- of VUT-regeling onzuiver wordt. Dit is uit maatschappelijk oogpunt ongewenst, te meer omdat de Wet LB buiten de pensioen- of VUT-sfeer een aparte vrijstelling kent voor dergelijke rechten en de daaruit voortvloeiende uitkeringen (artikel 11, eerste lid, onderdelen i en m, Wet LB). In overeenstemming met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijs ik daarom voorzover nodig pensioen- en VUT-regelingen die een dergelijk recht kennen onder de hierna vermelde voorwaarden aan als zuivere pensioen- en VUT-regelingen in de zin van de Wet LB. Voorts keur ik goed dat de uitkeringen uit het recht – eveneens onder de hierna vermelde voorwaarden – zijn vrijgesteld van inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen.

Voorwaarden

  1. Overeenstemming met voorwaarden van artikel 11, eerste lid, onderdelen i en m, Wet LB
    Voorwaarde voor de aanwijzing is dat het voornoemde, in de pensioen- of VUT-regeling opgenomen recht, tezamen met eventuele andere overeenkomstige aanspraken jegens de (voormalige) werkgever, voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, eerste lid, onderdelen i en m, van de Wet LB. Dit betekent onder meer dat de eenmalige uitkeringen en verstrekkingen van de pensioenuitvoerder en de (voormalige) werkgever tezamen niet hoger mogen zijn dan driemaal het loon over een maand.
  2. Zuiverheid op andere punten
    Uiteraard dient de pensioen- of VUT-regeling voor het overige te voldoen aan de eisen die de Wet LB daaraan stelt.
Andere vindplaats vervallen besluit:

Deel deze pagina