Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 08-060 Toegestane overschrijding fiscale maxima door onderlinge ruil van pensioensoorten

Dit V&A 08-060 behandelt de vraag of de onderlinge ruil van pensioensoorten overschrijding van de fiscale maxima tot gevolg kan hebben en of niet in de wet genoemde vormen van ruil zijn toegestaan.

Vraag

In artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) wordt voor het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen overschrijding toegestaan van de maxima van de artikelen 18a, 18b en 18c Wet LB, indien dit het gevolg is van een gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van pensioensoorten.

Geeft artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, Wet LB een limitatieve opsomming van de toegestane ruilmogelijkheden?

Antwoord

Nee, de mogelijkheden en onmogelijkheden van onderlinge ruil van pensioensoorten worden in eerste instantie bepaald door de inhoud van de pensioenregeling. De in de pensioenregeling aangeboden ruilmogelijkheden hoeven zich dus niet te beperken tot de pensioensoorten genoemd in artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, Wet LB. Zo kunnen opgebouwde rechten uit een overbruggingspensioen worden uitgeruild tegen hogere rechten op ouderdoms-, partner- of wezenpensioen. Dergelijke, niet in artikel 18d, eerste lid, onderdeel d, Wet LB genoemde vormen van ruil dienen wel te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • De pensioenen blijven na de ruil binnen de grenzen van de artikelen 18e Wet LB (tekst 2004) en 38a Wet LB (tekst 2004).
  • Rechten die zijn gebaseerd op gestorte (risico)premies voor het verzekeren van het verschil tussen het opgebouwde partnerpensioen en het bereikbare partnerpensioen kunnen niet worden geruild voor hogere pensioenrechten met een opbouwkarakter. Hetzelfde geldt voor rechten die voortvloeien uit gestorte premies voor pensioenen met een risicokarakter zoals het nabestaandenoverbruggingspensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Zie ook Vraag en Antwoord 08-067.
  • De ruil moet plaatsvinden op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
  • Ruil kan niet meer plaatsvinden nadat één van de daarbij betrokken pensioenen is ingegaan.

Zo kan een vóór 1 januari 2005 opgebouwd overbruggingspensioen worden geruild voor ouderdoms- of partnerpensioen. Na het invoeren van de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen per 1 januari 2017 kan het totale ouderdomspensioen c.q. partnerpensioen ná zo’n ruil meer bedragen dan 100 c.q. 70% van het pensioengevend loon. Overschrijding van deze grens is echter niet toegestaan wanneer overbruggingspensioen met toepassing van artikel 18e, tweede lid, Wet LB (tekst 2004) wordt omgezet in hoger ouderdoms- of partnerpensioen. De 100- c.q 70%-grens is ook na de invoering van de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen nog van toepassing voor laatstbedoelde omzettingen. In V&A 08-065 wordt nader ingegaan op deze omzetting van overbruggingspensioen in ouderdomspensioen.

Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 8 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).

Deel deze pagina

Op deze pagina