V&A 08-067 Ruil van nabestaandenoverbruggingspensioen
Dit V&A 08-067 behandelt de vraag of het mogelijk is om een nabestaandenoverbruggingspensioen te ruilen voor een andere pensioensoort.
Let op!
De inhoud van dit V&A is van toepassing op pensioenaanspraken en pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38b, eerste lid, respectievelijk van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). De inhoud van dit V&A is niet van toepassing op aanspraken ingevolge een pensioenregeling die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP).
Per 1 juli 2023 is de WTP in werking getreden. Het fiscale pensioenkader, zoals dat gold tot 1 juli 2023 (oude fiscale pensioenkader), blijft van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot aan het moment dat een pensioenregeling wordt aangepast aan de WTP, mits deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet (PW) of artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Dit volgt uit artikel 38b, eerste en tweede lid, Wet LB.
Voor de aanpassing van een pensioenregeling aan het nieuwe fiscale en civiele pensioenkader geldt een transitieperiode. Dit is geregeld in artikel 38q Wet LB respectievelijk artikel 220i PW en artikel 214g Wvb. Tijdens de transitieperiode mag pensioenopbouw blijven plaatsvinden met toepassing van het oude fiscale pensioenkader.
Vraag
Is het mogelijk om een nabestaandenoverbruggingspensioen te ruilen voor een andere pensioensoort?
Antwoord
Nee, alleen pensioensoorten met een daadwerkelijke opbouw van rechten komen voor ruil in aanmerking. Een nabestaandenoverbruggingspensioen is een risicoverzekering met éénjarige risicopremies. Indien de verzekerde persoon niet is overleden gedurende de looptijd van de verzekering, heeft het verzekerde risico zich niet voorgedaan en hebben de rechten uit de verzekering geen te ruilen waarde meer.
Bij een beschikbare premieregeling is het alleen mogelijk om de risicopremies voor een nabestaandenoverbruggingspensioen op te nemen in de beschikbaar gestelde premie indien dit risico daadwerkelijk is verzekerd en de verzekeraar die risicopremies ook onttrekt aan de pensioenreserve. Het beschikbaar stellen van risicopremies zonder daadwerkelijke verzekering van het risico of het onttrekken van de premies, heeft ten onrechte een ruil van de risicopremie voor de opbouw van een andere pensioensoort tot gevolg.
Dit standpunt is van overeenkomstige toepassing voor andere op risicobasis verzekerde pensioensoorten. Dit zijn bijvoorbeeld het arbeidsongeschiktheidspensioen en het partnerpensioen op risicobasis dat het opgebouwde partnerpensioen aanvult bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum. In dat geval zal er immers nog geen volledig partnerpensioen zijn opgebouwd vanwege een onvoldoende aantal dienstjaren. Het partnerpensioen op risicobasis vult dan het aantal dienstjaren aan tot het aantal dat bereikt zou zijn bij voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioendatum. Zie ook V&A 08-060.
De inhoud van dit Vraag en Antwoord was eerder opgenomen in onderdeel 15 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).