Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 08-089 Uitruilregeling prepensioen in een beschikbare-premiestelsel bij uitstel van de in de regeling vastgestelde prepensioendatum

Dit V&A 08-089 behandelt de vraag of een prepensioen dat is gebaseerd op een beschikbare-premiestelsel bij uitstel van de in de regeling vastgestelde prepensioendatum altijd moet ingaan bij het bereiken van de 100%-grens.

Let op!  Let op!

De inhoud van dit V&A is van toepassing op pensioenaanspraken en pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38b, eerste lid, respectievelijk van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). De inhoud van dit V&A is niet van toepassing op aanspraken ingevolge een pensioenregeling die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP).

Per 1 juli 2023 is de WTP in werking getreden. Het fiscale pensioenkader, zoals dat gold tot 1 juli 2023 (oude fiscale pensioenkader), blijft van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot aan het moment dat een pensioenregeling wordt aangepast aan de WTP, mits deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet (PW) of artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Dit volgt uit artikel 38b, eerste en tweede lid, Wet LB.

Voor de aanpassing van een pensioenregeling aan het nieuwe fiscale en civiele pensioenkader geldt een transitieperiode. Dit is geregeld in artikel 38q Wet LB respectievelijk artikel 220i PW en artikel 214g Wvb. Tijdens de transitieperiode mag pensioenopbouw blijven plaatsvinden met toepassing van het oude fiscale pensioenkader.

Vraag

Hoe werkt de uitruilregeling van artikel 38a, derde lid, tweede volzin, Wet LB (tekst 2004) in geval van uitstel van de in de regeling vastgestelde prepensioendatum indien het prepensioen werd opgebouwd op basis van beschikbare premies?

Antwoord

Voor een op basis van beschikbare premies opgebouwd prepensioen wordt de beoordeling van het maximum uitgesteld tot de datum waarop het prepensioen feitelijk ingaat, maar uiterlijk tot het bereiken van de AOW-leeftijd (zie onderdeel 3 van het besluit van 21 juli 2022, nr. 2022-8234). Dit volgt uit artikel 38a, zevende lid, Wet LB (tekst 2004).

Bij uitstel van de ingangsdatum van het prepensioen is het mogelijk om de bestaande aanspraak op prepensioen op actuariële grondslag te herrekenen totdat de grens van 100% van het pensioengevend loon is bereikt. Ook dan hoeft het prepensioen echter nog niet verplicht in te gaan. Het prepensioen mag men in dat geval voor het meerdere boven de 100%-grens omzetten in ouderdoms- of partnerpensioen. Dit volgt uit de tweede volzin van artikel 38a, derde lid, Wet LB (tekst 2004), waarin artikel 18e, tweede lid, Wet LB (tekst 2004) van overeenkomstige toepassing wordt verklaard voor het prepensioen.

Indien wordt doorgewerkt tot de AOW-leeftijd zal het gehele prepensioen op deze wijze worden uitgeruild naar het ouderdomspensioen of het partnerpensioen. Op grond van artikel 38d, derde lid, Wet LB (tekst 30 juni 2023) kan een ouderdomspensioen meer bedragen dan de in artikel 18a Wet LB (tekst 30 juni 2023) opgenomen maxima voor zover dat het gevolg is van de omzetting van een op 31 december 2005 bestaande aanspraak op een prepensioen. Bij uitruil van het prepensioen naar het partnerpensioen geldt dat het partnerpensioen na de omzetting (inclusief de tijdsevenredige inbouw van de AOW-uitkering) niet hoger mag zijn dan 70% van het pensioengevend loon. Voor het berekenen van de maximale uitruil naar het partnerpensioen moet men rekening houden met de eventuele nog na de in de regeling vastgestelde prepensioendatum op te bouwen rechten op partnerpensioen.

Uitstel van de ingangsdatum van het prepensioen is overigens alleen mogelijk indien en voor zover de pensioengerechtigde na de in de regeling vastgestelde prepensioendatum blijft doorwerken in dezelfde dienstbetrekking, in een tegenwoordige dienstbetrekking bij een andere werkgever, als ondernemer of als resultaatgenieter. Zie voor een nadere uitleg V&A 08-086 en onderdeel 4.5 van het Verzamelbesluit pensioenen van 27 juni 2023, nr. 2023-13641.

Indien de prepensioenregeling niet de mogelijkheid van uitruil naar een hoger ouderdoms- of partnerpensioen bevat, moet het prepensioen ingaan zodra dit pensioen het niveau van 100% heeft bereikt. Ingang van een prepensioen is evenwel niet verplicht indien in de regeling is opgenomen dat het prepensioen bij het bereiken van het maximum op dat niveau wordt bevroren. Om te voorkomen dat het prepensioen op dat moment onzuiver wordt – met als gevolg toepassing van artikel 19b, eerste lid, Wet LB – moet de bepaling waaruit de bevriezing blijkt al in de regeling zijn opgenomen voordat het maximum is bereikt.

De behandeling van de uitruil van een prepensioen op beschikbare-premiebasis vertoont gelijkenis met de uitruil van een op hetzelfde stelsel gebaseerd overbruggingspensioen. Zie V&A 08-065.

Let op!  Let op!

Met het invoeren van de Wet VPL is er een einde gekomen aan de mogelijkheden om prepensioen op te bouwen. Artikel 38a Wet LB (tekst 2004) blijft van toepassing voor eerder opgebouwde aanspraken op prepensioen.

Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 9 van het vervallen besluit CPP2004/244M (besluit van 8 juli 2004).

Deel deze pagina

Op deze pagina