Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

V&A 19-006 Overgang recht op de resterende ODV-termijnen na overlijden

Als een ODV-gerechtigde overlijdt terwijl de ODV-termijnen al zijn ingegaan, gaat het recht op de resterende ODV-termijnen over op de erfgenamen (natuurlijke personen) van de ODV-gerechtigde. Dit V&A gaat in op de vraag of de laatste ODV-termijn voorafgaand aan het overlijden naar evenredigheid moet worden toegedeeld aan de overleden ODV-gerechtigde en zijn erfgenamen.

Inleiding

Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking getreden (kamerstukken 34 555 en 34 662). Volgens artikel 38n van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) (tekst 2019) was het vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak af te kopen of om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV).

In artikel 38p Wet LB zijn nadere fiscale voorwaarden opgenomen voor de uitvoering van een ODV. In het tweede lid is bepaald dat voor zover een ODV niet aangewend is voor de verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 of 3.126a van de Wet IB 2001, de ODV in een periode van twintig jaar in termijnen met een gelijke tussenperiode van ten hoogste een jaar wordt uitgekeerd.

Wat er met de ODV moet gebeuren wanneer de ODV gerechtigde overlijdt, is geregeld in het tweede en derde lid van artikel 38p Wet LB. Bij overlijden van een ODV-gerechtigde voordat de ODV-termijnen zijn ingegaan, gaat het recht op de ODV-termijnen over op de erfgenamen (natuurlijke personen). De uitkeringen van de ODV-termijnen moeten in dat geval ingaan binnen twaalf maanden na het overlijden (artikel 38p, tweede lid, onderdeel b, Wet LB).

Als de ODV-gerechtigde overlijdt terwijl de ODV-termijnen al zijn ingegaan, gaat het recht op de resterende ODV-termijnen over op de erfgenamen (natuurlijke personen) van de ODV-gerechtigde (artikel 38p, derde lid, Wet LB).

Vraag

Een dga heeft zijn in eigen beheer verzekerde pensioenaanspraak omgezet in een ODV. De ODV-gerechtigde dga overlijdt. De ODV-termijnen zijn op het moment van overlijden al ingegaan. Het recht op de resterende ODV-termijnen gaat over op de erfgenamen (natuurlijke personen) van de overleden dga.

Moet de ODV-termijn van de periode waarin de dga overlijdt naar evenredigheid worden toegedeeld aan de dga en zijn erfgenamen?

Antwoord

Bij overlijden van een ODV-gerechtigde terwijl de ODV-termijnen al zijn ingegaan, gaat uitsluitend het recht op de nog niet uitgekeerde ODV-termijnen over op erfgenamen (artikel 38p, tweede lid, onderdeel b, Wet LB). De erfgenamen krijgen geen recht op (een evenredig deel van) de ODV-termijnen die voor het overlijden al zijn uitgekeerd aan de overleden ODV-gerechtigde.

Voorbeeld 1

De ODV-termijnen worden elke laatste dag van de maand achteraf uitgekeerd. De ODV-termijn voor de maand juli zal op 31 juli uitgekeerd worden. De ODV-gerechtigde overlijdt op 15 juli. De ODV-termijn voor de maand juli is op het moment van overlijden dus nog niet uitgekeerd aan de overleden ODV-gerechtigde. In dat geval gaat het recht op de met ingang van juli uit te keren ODV-termijnen over op de erfgenamen.

Voorbeeld 2

De ODV-termijnen worden elke eerste dag van de maand vooraf uitgekeerd. De ODV-termijn voor de maand juli is op 1 juli uitgekeerd. De ODV-gerechtigde overlijdt op 15 juli. In dat geval gaat alleen het recht op de met ingang van augustus uit keren ODV-termijnen over op de erfgenamen. De ODV-termijn voor de maand juli is uitgekeerd aan de overleden ODV-gerechtigde en wordt bij hem tot het loon uit vroegere dienstbetrekking gerekend.

Zie het V&A 19-005 voor het opschorten van de ingang van de uitkering van de ODV-termijnen aan erfgenamen.

Deel deze pagina

Op deze pagina