Vervallen V&A 08-068 Berekening van het maximale nabestaandenoverbruggingspensioen d.d. 261017
Publicatiedatum 26-10-2017
Vervallen
Deze versie van het Vraag & Antwoord is vervangen door Vraag & Antwoord 08-068 d.d. 1 augustus 2018.
Vraag
Wat is het maximaal toe te kennen nabestaandenoverbruggingspensioen?
Antwoord
Volgens artikel 18f van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB mag) een nabestaandenoverbruggingspensioen maximaal bestaan uit de som van:
1. Voor de partner of gewezen partner:
- 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet (ANW), vermeerderd met de vakantie-uitkering (ANW-compensatie);
- het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekering over het partnerpensioen voor en na de AOW-leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) (premiecompensatie).
2. Voor volle wezen:
8/7 maal de nominale uitkering voor een kind van 16 jaar of ouder ingevolge artikel 29, tweede lid, onderdeel c, ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
3. Voor halfwezen:
50 procent van het voor volle wezen geldende maximum, bedoeld in onderdeel 2.
In de Memorie van toelichting is bij artikel 18, tweede lid, onderdeel b, Wet LB opgemerkt dat men de premiecompensatie – net als bij het overbruggingspensioen – zodanig mag bepalen dat ook de over die compensatie verschuldigde belasting en premie wordt gecompenseerd (brutering) (Wet fiscale behandeling van pensioenen (Wet van 29 april 1999), Stb. 211, 26020 – 03 (Memorie van Toelichting), blz. 21). Brutering is slechts mogelijk voor zover nodig om het netto inkomen uit het partnerpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen vóór de AOW-leeftijd op hetzelfde niveau te houden als het netto inkomen uit het partnerpensioen en de AOW-uitkering voor een ongehuwde na de AOW-leeftijd. Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd kan door de brutering dus niet hoger zijn dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. Dit geldt ook voor de brutering van de in het overbruggingspensioen opgenomen premiecompensatie (zie Vraag & Antwoord 08-061).
De brutering van de premiecompensatie kent daarom de volgende beperkingen:
- De brutering is maximaal gelijk aan de over de premiecompensatie en de brutering verschuldigde belasting en premie volksverzekeringen.
- De brutering kan niet tot gevolg hebben dat het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd hoger wordt dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd.
Voorbeeld nabestaandenoverbruggingspensioen voor de partner (cijfers per 1 januari 2017, bedragen in €)
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Inkomen vóór de AOW-leeftijd | Inkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 20.000 | 20.000 | ||
ANW-compensatie resp. AOW-uitkering | Bij: | 17.381 | Bij: | 14.699 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 20.000, ongebruteerd) | Bij: | 3.580 | n.v.t. | |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 40.961 | Totaal: | 34.699 |
Inkomensheffing zonder korting | Af: | 15.862 | Af: | 7.259 |
Heffingskorting | Bij: | 1.249 | Bij: | 791 |
Netto | Totaal: | 26.348 | Totaal: | 28.231 |
Conclusie: Nu het netto-inkomen vóór de AOW-leeftijd lager is dan het netto-inkomen na de AOW-leeftijd is het mogelijk om de premiecompensatie in het overbruggingspensioen door middel van brutering te verhogen. Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd mag door de brutering niet hoger worden dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. Het netto pensioeninkomen vóór de AOW-leeftijd is € 1.883 lager dan het netto pensioeninkomen na de AOW-leeftijd. De maximale brutering is dan € 3.460. In dit bedrag zijn de effecten van de inkomensafhankelijke algemene heffingskorting verwerkt.
Na de brutering komt het voorbeeld er als volgt uit te zien:
Ongehuwde pensioengerechtigde met 50 opbouwjaren voor de AOW | Inkomen vóór de AOW-leeftijd | Inkomen na de AOW-leeftijd | ||
Partnerpensioen | 20.000 | 20.000 | ||
ANW-compensatie resp. AOW-uitkering | Bij: | 17.381 | Bij: | 14.699 |
Premiecompensatie over partnerpensioen (17,9% van 20.000, ongebruteerd) | Bij: | 3.580 | n.v.t. | |
Verhoging nabestaandenoverbruggingspensioen door brutering premiecompensatie | Bij: | 3.460 | Bij: | 0 |
Totaal pensioeninkomen | Totaal: | 44.421 | Totaal: | 34.699 |
Inkomensheffing zonder korting | Af: | 17.274 | Af: | 7.259 |
Heffingskorting | Bij: | 1.084 | Bij: | 791 |
Netto | Totaal: | 28.231 | Totaal: | 28.231 |
Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 16 van het vervallen besluit CPP2003/1610M (besluit van 10 februari 2004).