Vervallen Besluit Loonbelasting. Overgang naar Witteveenkader. Modelpensioenregelingen (besluit van 11 juni 2003, nr. CPP2003/1500M)
Publicatiedatum 11-06-2003
Vervallen
Dit besluit is vervangen door het besluit van 28 maart 2004, nr. CPP2004/489M).
Loonbelasting. Overgang naar Witteveenkader. Modelpensioenregelingen
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 11 juni 2003, nr. CPP2003/1500M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Inleiding
Vanaf 1 juni 1999 zijn nieuwe wettelijke regels van kracht geworden voor pensioenregelingen. Op grond van artikel 38b van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) dienen alle op dat moment bestaande pensioenregelingen uiterlijk op 1 juni 2004 te voldoen aan de bepalingen van Hoofdstuk IIB en artikel 38a van de Wet LB (ook wel aangeduid als het “Witteveenkader”). De afgelopen jaren zijn reeds veel pensioenregelingen al dan niet na overleg met de Belastingdienst in overeenstemming gebracht met die bepalingen. Ook heeft de Belastingdienst inmiddels al veel beschikkingen als bedoeld in artikel 19c van de Wet LB afgegeven. In deze beschikkingen beslist de inspecteur op verzoek van de inhoudingsplichtige of een regeling een pensioenregeling is in de zin van de artikelen 18a tot en met 18h van de Wet LB. Naar verwachting is een groot aantal regelingen evenwel nog niet aangepast. In situaties waarin inhoudingsplichtigen zekerheid wensen of de op 1 juni 1999 bestaande pensioenregeling voldoet aan het Witteveenkader is het van belang dat zij verzoeken om een beschikking tijdig en ruim vóór 1 juni 2004 inzenden aan de bevoegde inspecteur. Daarbij is het van belang dat in voorkomende gevallen niet alleen de volledige pensioenregeling zelf (inclusief bijspaarmodules en excedentregelingen) maar ook de daaraan gekoppelde verzekeringsovereenkomst wordt overgelegd. In dit verband wijs ik er op dat het ook mogelijk is nu reeds een nieuwe regeling voor te leggen met als ingangsdatum 1 juni 2004.
De inhoud van dit besluit is afgestemd met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Gelet op artikel 6, derde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering geldt dit besluit ook voor de premieheffing werknemersverzekeringen.
Modelregelingen van advieskantoren
Indien een pensioen- of belastingadvieskantoor voornemens is een standaardpensioenregeling te gaan hanteren voor een groot aantal van zijn klanten kan deze modelregeling ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP). Ik verwijs naar het besluit van 13 april 2001, nr. CPP2001/872M. Na goedkeuring door het CAP wordt de Belastingdienst ingelicht zodat de inspecteur ingezonden regelingen die gelijk zijn aan de goedgekeurde modelregeling snel kan afhandelen.
Modellen van de Belastingdienst voor pensioenen in eigen beheer
Een groot deel van de door de Belastingdienst te beoordelen regelingen betreft pensioenrechten die door een besloten vennootschap (BV) worden toegekend aan een directeur-grootaandeelhouder (digra). De BV houdt de pensioenvoorziening doorgaans in eigen beheer. Vanuit de praktijk komen er regelmatig verzoeken om voor deze groep modelregelingen van de Belastingdienst zelf te publiceren. Ik heb besloten aan deze verzoeken tegemoet te komen.
Toelichting
De Kennisgroep Pensioenen Loonbelasting heeft vier verschillende modellen ontwikkeld. Deze modellen zijn gebaseerd op de ervaringen van de kennisgroep in de afgelopen jaren met de beoordeling van pensioenregelingen. Die ervaringen hebben geleid tot een aantal standpunten dat zich op dit moment in het stadium van omzetting naar beleidsregels bevindt. Ik heb evenwel gemeend niet te moeten wachten tot de definitieve vaststelling van die regels. De reden hiervoor is dat de praktijk op korte termijn behoefte heeft aan een handreiking die rechtszekerheid biedt. Een pensioenregeling die gelijk is aan één van de modellen is in ieder geval naar de huidige inzichten en volgens de huidige wetgeving en jurisprudentie een pensioenregeling in de zin van de Wet LB.
De modellen zijn als bijlage bij dit besluit gevoegd. De Belastingdienst zal de modellen ook publiceren op www.belastingdienst.nl.
Mochten de modellen op grond van gewijzigde beleidsinzichten worden gewijzigd ten nadele van belanghebbenden, dan zullen deze wijzigingen slechts voor de toekomst en na een overgangsperiode kunnen gelden. In geval van een wijziging van de wettelijke regels zullen de modellen worden aangepast met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wetswijziging, behoudens in geval van een wetswijziging met terugwerkende kracht. De wijzigingen zullen worden gepubliceerd.
Vier modellen
De vier modellen zijn de volgende:
- Bijlage 1. Modelpensioenovereenkomst eindloon 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk: 02-098.
Dit is een model voor een pensioenregeling op eindloonbasis met een pensioendatum van 60 jaar. De overeenkomst geeft ook recht op opbouw van pensioen over incidentele beloningen via het middelloonstelsel. - Bijlage 2. Modelpensioenovereenkomst middelloon 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-099.
Dit model gaat eveneens uit van een pensioendatum van 60 jaar, maar de opbouw geschiedt volledig via het middelloonstelsel. - Bijlage 3. Modelpensioenovereenkomst eindloon 65 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk: 02-101.
Het voornaamste verschil met model 1 is – naast de andere pensioendatum – gelegen in de afwezigheid van een overbruggingspensioen. - Bijlage 4. Modelpensioenovereenkomst middelloon 65 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk: 02-102.
Ook hier is – maar dan ten opzichte van model 2 – sprake van een andere pensioendatum en van afwezigheid van een overbruggingspensioen.
Beschikking niet nodig
Indien de BV en de digra besluiten om één van deze modellen ongewijzigd te hanteren, is inzending aan de Belastingdienst voor een beschikking in de zin van artikel 19c Wet LB niet nodig. Onder wijzigingen versta ik in dit verband uiteraard niet de invulling van variabele gegevens (namen, data en dergelijke).
Inzending ongewijzigd model
Indien toch een beschikking gewenst is, is het in het belang van de BV en de digra en in het belang van de Belastingdienst dat die snel kan worden afgegeven. De toetsing door de Belastingdienst zal in dat geval globaal zijn en vooral zijn gericht op de juistheid van de variabele gegevens. Voor een vlotte afwerking is het noodzakelijk dat in de begeleidende brief bij de regeling wordt vermeld dat de regeling (behoudens die variabele gegevens) gelijk is aan één van de modelregelingen en aan welke (kenmerk). Ik wijs in dit verband ook op de eerste volzin van de slotbepaling van elk model. In die volzin verklaren de BV en de digra dat de regeling gelijk is aan het model met het desbetreffende kenmerk. De Belastingdienst kan ervan uitgaan dat een ter beoordeling ingezonden regeling volledig overeenstemt met het model indien deze volzin inclusief kenmerk in de slotbepaling is opgenomen. Omgekeerd betekent dit dat de volzin niet mag worden gebruikt indien een regeling wordt ingezonden die op één of meer punten is gewijzigd. Indien dit toch geschiedt, kunnen belanghebbenden in rechte geen beroep doen op een eventuele afgegeven beschikking van de Belastingdienst. Zij hebben dan immers onjuiste informatie verstrekt.
Inzending gewijzigd model
Als de BV en de digra wijzigingen wensen aan te brengen in de modelregeling dienen zij iedere schijn te vermijden dat het om een ongewijzigde modelregeling gaat. Dat kan door de eerste volzin van de slotbepaling uit de regeling te verwijderen en elke andere kenmerkvermelding uit de regeling te schrappen. Uiteraard kan in een begeleidende brief wel het kenmerk van één van de modellen worden vermeld tezamen met een overzicht van de in dat model aangebrachte wijzigingen en een toelichting daarop. Op deze wijze kan de behandelaar van de Belastingdienst zich snel een oordeel vormen over de aard van de wijzigingen.
Voorbehoud
De modellen zijn uitsluitend bestemd voor de loonheffing. Aan de fiscale aanvaardbaarheid van deze modellen voor de loonheffing kan derhalve geen vertrouwen worden ontleend voor de heffing van andere belastingen. Deze aanvaardbaarheid kan dus ook met name geen argument vormen bij de beantwoording van de vraag of de uitvoering van een aan één van de modellen gelijke pensioenregeling kan leiden tot een winstuitdeling of een onzakelijke last in de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting. Zie voor een uitgebreide behandeling van laatstgenoemde aspecten het besluit van 31 oktober 2001, nr. CPP2001/2188M.
Toekomstige wetswijzigingen
De modellen zijn opgesteld naar de op dit moment geldende wettelijke regels. Mochten in de toekomst aanpassingen van deze wettelijke regels van kracht worden, dan zullen de modellen uiteraard worden aangepast zoals hiervoor al is aangegeven. Ondanks deze mogelijkheid van wijzigingen is het in situaties waarin inhoudingsplichtigen zekerheid wensen of hun pensioenregeling voldoet aan de huidige regels niettemin van belang, dat zij het verzoek om een beschikking ruim voor 1 juni 2004 inzenden aan de bevoegde inspecteur en derhalve niet afwachten of mogelijk nog wijzigingen van de op dit moment geldende regels van kracht worden.