Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen Besluit Loonheffingen. Pensioenen; Wet verbeterde premieregeling. Goedkeuring voor pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015 (besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7169)

Belangrijk!  Vervallen

Dit besluit is vervallen met ingang van 1 januari 2018 (zie onderdeel 3 van het besluit).

Loonheffingen. Pensioenen; Wet verbeterde premieregeling. Goedkeuring voor pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot
8 juli 2015

20 januari 2017
nr. 2017-7169
Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen
De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat een goedkeuring voor in een premie- of kapitaalovereenkomst opgebouwd pensioen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015. Hiermee wordt voorkomen dat de fiscale regels in de weg staan aan de maatschappelijk gewenste mogelijkheid om deze reeds ingegane vaste pensioenuitkeringen in 2017 om te kunnen zetten in variabele pensioenuitkeringen.


1. Inleiding

Door de Wet verbeterde premieregeling kunnen, sinds 1 september 2016, aanspraakgerechtigden met een premie- of kapitaalovereenkomst kiezen tussen vaste of variabele pensioenuitkeringen. Bij de keuze voor een variabele pensioenuitkering wordt het kapitaal voor de pensioengerechtigde gedeeltelijk risicodragend doorbelegd in de uitkeringsfase. Dit vermindert de afhankelijkheid van de rentestand op één aankoopmoment. De keuze tussen vaste of variabele pensioenuitkeringen moet uiterlijk op de pensioeningangsdatum worden gemaakt.

Pensioengerechtigden van wie het pensioen is ingegaan in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015 hebben, anders dan gerechtigden van een pensioen dat later of juist eerder is ingegaan, geen gebruik kunnen maken van de in paragraaf 2 nader omschreven ‘pensioenknip’. Zij waren verplicht een vaste pensioenuitkering aan te kopen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft, in goed overleg met het Verbond van Verzekeraars, aangekondigd dat deze pensioengerechtigden in 2017 de mogelijkheid zullen krijgen om alsnog te kiezen voor variabele uitkeringen in de zin van de Wet verbeterde premieregeling.

Deze keuze voor omzetting van de lopende vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering kan strijd opleveren met de fiscale regels ten aanzien van de variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen. Dit acht ik ongewenst. In dit besluit keur ik daarom voor de genoemde ingegane pensioenen, onder bepaalde voorwaarden, goed dat de in artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB opgenomen regels voor variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen mogen worden overschreden bij het omzetten van een ingegane vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

AOW:Algemene Ouderdomswet
AOW-leeftijd:de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AOW
AOW-uitkering:ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de AOW
AWR:Algemene wet inzake rijksbelastingen
Wet LB:Wet op de loonbelasting 1964

2. Pensioenen met een ingangsdatum in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015

Tot 1 januari 2014 gold op basis van artikel 2, negende lid, van de Pensioenwet en artikel 2, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling de zogenoemde ‘pensioenknip’. Het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal kon worden gesplitst in een deel dat werd aangewend voor de aankoop van een direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering en een deel dat later kon worden aangewend voor de aankoop van een direct op de tijdelijke pensioenuitkering aansluitende, levenslange pensioenuitkering.

Op 8 juli 2015 heeft het kabinet – in afwachting van de invoering van de Wet verbeterde premieregeling – de pensioenknip tijdelijk opnieuw ingevoerd. Vanaf dat moment konden pensioengerechtigden een definitieve keuze over de wijze van uitbetaling van hun pensioen uitstellen tot na de inwerkingtreding van de Wet verbeterde premieregeling. Dit maakte de keuze voor een variabele pensioenuitkering mogelijk.

Pensioengerechtigden die tussen 1 januari 2014 en 8 juli 2015 met pensioen zijn gegaan, konden geen gebruik maken van een pensioenknip. Zij hadden niet de keuze om de mogelijkheid van een variabele pensioenuitkering af te wachten en moesten meteen een vaste pensioenuitkering aankopen. Bij de Motie De Vries[1] ) heeft de Tweede Kamer de regering verzocht om, samen met het Verbond van Verzekeraars, na te gaan of het aangaan van een nieuw contract voor een variabele pensioenuitkering haalbaar en voordelig is, en voor zover dat het geval blijkt, de mogelijkheid van wijziging van bestaande contracten te bevorderen.

De Staatssecretaris van SZW heeft in haar brief van 25 maart 2016 aangegeven dat er aanleiding bestaat om deze pensioengerechtigden alsnog de mogelijkheid te bieden om te kiezen voor een variabele pensioenuitkering.[2] ) In haar nadere brief van 11 juli 2016 heeft de Staatssecretaris van SZW toegelicht dat de mogelijkheid van de zogenoemde ‘herkansing’ tijdelijk zal worden opengesteld door de verzekeraars vanaf 1 januari 2017.[3] ) De omzetting van de lopende vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering kan gevolgen hebben voor de omvang van de uitkering. Dit kan strijd opleveren met de fiscale regels ten aanzien van de variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen. Dit acht ik ongewenst. Met toepassing van artikel 63 van de AWR (hardheidsclausule) keur ik daarom het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de in artikel 18d, eerste lid, onderdeel b, van de Wet LB opgenomen regels voor variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen mogen worden overschreden bij het omzetten van een ingegane vaste pensioenuitkering in een variabele pensioenuitkering in de zin van de Wet verbeterde pensioenregeling.

Voorwaarden

Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden:

  1. Het pensioenrecht is opgebouwd in een premie- of kapitaalovereenkomst in de zin van de Pensioenwet;
  2. De om te zetten vaste pensioenuitkering is ingegaan in de periode van 1 januari 2014 tot 8 juli 2015;
  3. De uitkeringsperiode van de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering sluit direct aan op de reeds aangevangen uitkeringsperiode van de vaste pensioenuitkering;
  4. Bij de omzetting vindt geen keuze voor variabilisering plaats in de zin van artikel 18d, eerste lid, onderdeel b en derde lid van de Wet LB (variatie binnen de bandbreedte 100:75 of compensatie van de AOW-uitkering tot het bereiken van de AOW-leeftijd). Het is wel mogelijk om de eerder gekozen variatie in de omvang van de pensioenuitkeringen te beperken of niet toe te passen voor de met de omzetting te verkrijgen variabele pensioenuitkering;
  5. Bij de omzetting vindt geen gehele of gedeeltelijke onderlinge ruil van partnerpensioen, wezenpensioen of ouderdomspensioen plaats;
  6. De omzetting vindt plaats op basis van de waarde van de vaste pensioenuitkering op het omzettingsmoment. Er wordt geen extra waarde of aanvullende pensioenopbouw toegevoegd.
 Afwijkende premieovereenkomst

Ter verduidelijking merk ik op dat, indien het pensioen is opgebouwd in een afwijkende premieovereenkomst als bedoeld in onderdeel 6 van het besluit van 20 januari 2017, nr. 2017-7168 (Stcrt. 2017, nr. 4421), bij de hiervoor bedoelde omzetting niet opnieuw hoeft te worden getoetst of het pensioen blijft binnen de in hoofdstuk IIB van de Wet LB opgenomen kaders voor een middelloonpensioen.


3. Inwerkingtreding en vervaldatum

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2018.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 20 januari 2017

De Staatssecretaris van Financiën,
namens deze,
J. de Blieck
lid van het managementteam Belastingdienst

[1]) Kamerstukken II, 2015/16, 34 255, nr. 20 (Motie De Vries).

[2]) Kamerstukken II, 2015/16, 32 043, nr. 312 (Brief SZW).

[3]) Kamerstukken II, 2015/16, 32 043, nr. 338 (Brief SZW).

Andere vindplaatsen vervallen besluit:

Deel deze pagina

Op deze pagina