Pensioenregeling ter beoordeling voorleggen aan Belastingdienst
Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Hierdoor zijn de fiscale en civiele wettelijke kaders voor pensioenregelingen gewijzigd en moeten pensioenregelingen worden aangepast. Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen wijst erop dat artikel 19c van de Wet op de loonbelasting 1964 de mogelijkheid biedt om een nieuwe of gewijzigde pensioenregeling, voordat deze wordt ingevoerd, fiscaal te laten toetsen door de Belastingdienst. Is de pensioenregeling tijdig voorgelegd, dan biedt dit de mogelijkheid om de regeling zonder fiscale gevolgen met terugwerkende kracht aan te passen, mocht de uitkomst van de toetsing hiertoe aanleiding geven.
De pensioenregeling kan ter beoordeling worden voorgelegd aan de inspecteur van de Belastingdienst die voor de werkgever competent is. Vervolgens kan de regeling direct worden ingevoerd.
De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking of de voorgelegde regeling voldoet aan het fiscale kader. Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet voldoet aan de fiscale voorwaarden, moet de regeling direct en met terugwerkende kracht tot en met het tijdstip van ingang van de regeling zodanig worden aangepast dat de regeling wel voldoet aan die voorwaarden. In dat geval wordt de aangepaste regeling geacht met terugwerkende kracht tot en met het tijdstip van invoeren een fiscaal aanvaardbare pensioenregeling te zijn.
De mogelijkheid om een fiscaal niet kwalificerende regeling met terugwerkende kracht aan te passen, bestaat alleen als de regeling ter beoordeling is voorgelegd aan de Belastingdienst voordat die regeling is ingevoerd.
Zie voor een nadere toelichting ook V&A 08-080 en 08-081.