V&A 08-042 Beschikbare premie en gegarandeerd minimumrendement
Dit V&A 08-042 behandelt de vraag wat de fiscale gevolgen zijn van het garanderen van een minimumrendement in een beschikbare-premiestelsel.
Let op!
De inhoud van dit V&A is van toepassing op pensioenaanspraken en pensioenregelingen die vallen onder het overgangsrecht van artikel 38b, eerste lid, respectievelijk van artikel 38q van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB). De inhoud van dit V&A is niet van toepassing op aanspraken ingevolge een pensioenregeling die voldoet aan het nieuwe fiscale pensioenkader van de Wet toekomst pensioenen (WTP).
Per 1 juli 2023 is de WTP in werking getreden. Het fiscale pensioenkader, zoals dat gold tot 1 juli 2023 (oude fiscale pensioenkader), blijft van toepassing op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot aan het moment dat een pensioenregeling wordt aangepast aan de WTP, mits deze aanspraken niet zijn omgezet in aanspraken ingevolge een premieovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet (PW) of artikel 28 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). Dit volgt uit artikel 38b, eerste en tweede lid, Wet LB.
Voor de aanpassing van een pensioenregeling aan het nieuwe fiscale en civiele pensioenkader geldt een transitieperiode. Dit is geregeld in artikel 38q Wet LB respectievelijk artikel 220i PW en artikel 214g Wvb. Tijdens de transitieperiode mag pensioenopbouw blijven plaatsvinden met toepassing van het oude fiscale pensioenkader.
Vraag
Welke fiscale gevolgen heeft het garanderen van een minimumrendement in een beschikbare-premiestelsel?
Antwoord
Als de werkgever de garantie verstrekt kan het totaal van de premies (waaronder begrepen eventuele aanvullende stortingen om het minimumrendement te kunnen garanderen) uitgaan boven hetgeen toelaatbaar is met inachtneming van de uitgangspunten van artikel 18a, derde lid, Wet LB (tekst 30 juni 2023) of één van de staffels van het Staffelbesluit pensioenen van 26 juni 2023, nr. nr. 2023-13825. De pensioenregeling wordt dan onzuiver. Bij een garantie door een pensioenverzekeraar (pensioenfonds, verzekeringsmaatschappij of premiepensioeninstelling) hoeft geen onzuiverheid op te treden.
Ter toelichting het volgende.
- Indien de werkgever een garantie heeft afgegeven voor een minimumrendement, dan moet hij bijstorten indien de eerder gestorte premies een lager rendement opleveren dan het minimumrendement dat in de regeling tot uitgangspunt was genomen. Het totaal aan oorspronkelijk en aanvullend gestorte premies mag echter niet uitkomen boven de dan geldende grenzen van artikel 18a, derde lid, Wet LB (tekst 30 juni 2023) of het Staffelbesluit pensioenen. Vanwege deze kans op overschrijding maakt een dergelijke garantie de pensioenregeling dus onzuiver.
- Ook de pensioenverzekeraar kan een minimumrendement toezeggen. De pensioenregeling wordt door deze garantie niet onzuiver mits de werkgever en/of de werknemer daarvoor geen aanvullende bedragen behoeven te storten.
Een Vraag en Antwoord van vergelijkbare strekking was eerder opgenomen in onderdeel 7 van het vervallen besluit CPP2003/530M (besluit van 29 augustus 2003)