Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

Vervallen V&A 08-033 Stamrechtovereenkomst – Omzetting ingegane stamrechten d.d. 261017

Belangrijk!  Vervallen

Deze versie van het V&A is vervangen door V&A 08-033 d.d. 14 februari 2024.

Dit V&A 08-033 behandelt de vraag of de mogelijkheid om een stamrecht fiscaal geruisloos om te zetten in een ander stamrecht dat ook voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) (tekst 2013) ook geldt voor reeds ingegane stamrechten.

Vraag

Uit artikel 19b, eerste en achtste lid, Wet LB (tekst 2013), volgt dat een stamrecht fiscaal geruisloos kan worden omgezet in een ander stamrecht mits het nieuwe stamrecht net als het oude voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013). Geldt deze mogelijkheid ook voor reeds ingegane stamrechten?

Antwoord

Omzetting

Ja, de (gewezen) werknemer kan ook een reeds ingegaan stamrecht fiscaal geruisloos omzetten in een nieuw stamrecht met bijvoorbeeld een andere omvang van de termijnen, een andere looptijd of een andere begunstiging. Hierbij geldt dezelfde voorwaarde die in de vraag is vermeld, te weten dat het nieuwe stamrecht voldoet aan de voorwaarden van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013). Zo kan bijvoorbeeld een ex-werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft bereikt een ingegaan stamrecht niet meer omzetten in een uitgesteld stamrecht dat ingaat na het jaar waarin deze leeftijd wordt bereikt. Het nieuwe stamrecht kan dan immers niet meer uiterlijk ingaan in het jaar waarin de gerechtigde de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, AOW bereikt, zoals het bedoelde artikel vereist.

Nabestaanden

Voor nabestaanden die ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013) op grond van het overlijden van de ex-werknemer gerechtigd worden tot de uitkeringen uit het stamrecht geldt het volgende. Het stamrecht dient bij het overlijden van de ex-werknemer in te gaan. De nabestaande kan dit stamrecht daarom niet omzetten in een uitgesteld stamrecht. Het feit dat de nabestaande op grond van bestaand beleid enige tijd krijgt om de aankoop van het stamrecht te regelen doet hier niet aan af. Zie V&A 10-001.

Wijzigen of afzien door nabestaanden

Voorts kan de nabestaande niet zonder fiscale gevolgen de begunstiging van het stamrecht wijzigen of afzien van de stamrechtuitkeringen. Alleen de ex-werknemer zelf kon in zijn hoedanigheid van verzekeringnemer bij leven de omvang van de rechten van de nabestaanden aanpassen. Vindt toch een wijziging plaats in de (omvang van de) begunstiging dan is hetzij artikel 19b, eerste lid, onderdeel a, hetzij artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, Wet LB van toepassing bij de nabestaande. De stamrechtaanspraak wordt dan belast naar de waarde in het economische verkeer.

Andere verzekeraar

Het voorgaande geldt ook bij de overgang van de stamrechtverplichting op een andere verzekeraar als bedoeld in artikel 19b, tweede lid, Wet LB, in samenhang met artikel 19b, achtste lid, Wet LB.

Stamrechtknip

Een bijzondere vorm van omzetten is knippen. Vóór het uiterste tijdstip van ingang uit artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB (tekst 2013), mag een stamrecht in twee delen worden geknipt, bijvoorbeeld in een deel dat loopt tot het tijdstip waarop de (gewezen) werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, AOW bereikt en een deel dat ingaat op het moment van het bereiken van deze leeftijd. De omvang en de looptijd van de termijnen van het tweede deel behoeven dan niet vast te staan op het moment van ingang van het eerste deel. De termijnen van het eerste deel mogen variëren maar moeten op het moment van ingang van dat deel wel vaststaan. Zie ook V&A 08-020.

Knippen na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, AOW

Vanaf het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, AOW kan niet meer worden geknipt omdat een stamrecht en dus ook een afgeknipt deel daarvan niet mag ingaan na het jaar waarin de gerechtigde de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, AOW bereikt. Bij ingang van (een deel van) het stamrecht wegens het bereiken van deze leeftijd moeten alle termijnen van het stamrecht in omvang en looptijd vaststaan. Dat stamrecht mag daarna wel worden gewijzigd (omgezet) zoals beschreven in de eerste alinea.

Stamrechtbanksparen of -beleggen

Waar in dit V&A wordt gesproken over stamrechten, dienen daaronder mede te worden begrepen: stamrechtspaarrekeningen en stamrechtbeleggingsrechten in de zin van artikel 11a Wet LB.

Let op!  Let op!

Met ingang van 1 januari 2014 kunnen geen nieuwe loonstamrechten meer ontstaan. Onder een loonstamrecht wordt verstaan een aanspraak op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g en artikel 37 Wet LB (tekst 2013), alsmede daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid Wet LB (tekst 2013).

Het overgangsrecht voor op 31 december 2013 bestaande loonstamrechten is opgenomen in artikel 39f Wet LB.

Deel deze pagina